Innerlijke vrede

Innerlijke vrede

De gerenommeerde Britse schrijver, vertaler en academicus Tim Parks brak internationaal door met de roman Europa, genomineerd voor de Booker Prize. In zijn recente werk focust hij op stilte en meditatie, ziekte en gezondheid. Zijn roman De dienares vormt een tweeluik met het non-fictieboek Leer ons stil te zitten. Dat laatste is een persoonlijk, eerlijk verslag van Parks’ eigen strijd met een chronische ziekte die hem, scepticus, naar meditatie leidt. In de roman worstelt een jonge helpster in een Vipassana-meditatiecentrum met twee tegengestelde levenswijzen; de oosterse zen-houding botst met haar westerse overtuiging dat het individu centraal stelt. Naar aanleiding van de Waerbeke Conferentie 2012 haalde Waerbeke (i.s.m. Passa Porta)  Tim Parks naar Brussel (Flagey). Voor een impressie van deze ontmoeting klik hier.

Innerlijke vrede

 

We hunkeren naar stilte, maar hoe minder geluid er is, des te oorverdovender onze gedachten.

Hoe kunnen we het lawaai vanbinnen stillen? In mijn roman Cleaver (2006) bedacht ik jaren geleden een man, gewend aan krankzinnige drukte en gepraat. Op zoek naar stilte vlucht hij naar de Alpen en zoekt daar een huis boven de boomgrens – boven de lawaaigrens, bedenkt hij; een plek zo hoog, met zo’n ijle lucht, dat hij hoopt dat er helemaal geen lawaai zal zijn. Maar zelfs in Zuid-Tirol, 2500 meter hoog, hoort hij de wind tussen de rotsen huilen en het bloed in zijn oren kloppen. Zonder inbreng van zijn familie, collega’s en de media kakelen de gedachten nog luider in zijn hoofd. Zoals zo vaak gebeurt: hoe minder geluid er buiten is, hoe oorverdovender onze eigen gedachten.

Als we aan stilte denken – omdat we er misschien naar hunkeren of omdat we er bang voor zijn, of allebei – dan moeten we erkennen dat we eigenlijk over een mentale toestand spreken, een kwestie van bewustzijn. Hoewel de buitenwereld zonder twijfel bestaat is onze perceptie ervan altijd heel erg onze eigen perceptie. Ze vertelt ons evenveel over onszelf als over de wereld. Soms is het lawaai daarbuiten echt irriterend, waardoor we hunkeren naar rust. Maar even vaak merken we het niet eens op. Als een boek goed is, dan is het gebrom van een grasmaaier er gewoon niet. Als het boek slecht is, maar we moeten het toch lezen voor een examen of een bespreking, dan valt het geluid ons meedogenloos aan.

Als de perceptie van geluid afhangt van onze geestestoestand, dan kan die toestand omgekeerd nauwelijks bestaan zonder relatie met een buitenwereld, die de geestestoestand vormgeeft. Dat kan onze onmiddellijke huidige omgeving zijn, of iets dat in het verleden gebeurde en naklinkt of voortduurt in onze geest. Geen enkele geestestoestand is niet tenminste voor een klein deel verbonden met de geluiden rondom – de zingende vogels en de televisie bijvoorbeeld, terwijl ik dit schrijf.

Stilte is dus altijd relatief. Onze ervaring van stilte is interessanter dan het akoestische effect zelf. De interessantste stilte is wanneer de geest vrij van woorden is, vrij van gedachten, vrij van taal, een mentale stilte – de geestestoestand die mijn personage Cleaver niet bereikte, ondanks zijn vlucht naar de bergen. Als we de indruk hebben dat we gekweld worden door lawaai, dan zit veel van dat lawaai inderdaad in ons hoofd – het onafgebroken opborrelen van angstige gedachten of de op zichzelf betrokken monoloog die voor een groot deel van de tijd ons bewustzijn vormt. Het is bovendien lawaai in voortdurende interactie met de moderne zogenaamde communicatiemiddelen: internet, mobiele telefoon, de Googlebril. Onze weerstand tegen lawaai in de buitenwereld heeft er vaak mee te maken dat we moeilijker kunnen focussen op het geroezemoes dat we zelf produceren in onze binnenwereld.

Er is als het ware een catharsis van uitputting. We raken uitgeput door de oorverdovende, storende innerlijke stem.

Maar we bereiken allemaal af en toe het punt waarop de gedachtenmotor aan onze controle lijkt te ontsnappen. Gedachten slaan op hol, leiden nergens heen en zijn niettemin vernietigend omdat ze ons keer op keer terugbrengen naar de plek waar we al duizend keer geweest zijn. Veel modernistische literatuur gaat over dat geroezemoes van bewustzijn, met nadruk op het poëtische karakter ervan. Denk aan James Joyce of Virginia Woolf. Sommigen hadden toch begrepen hoe uitputtend en destructief dit kon zijn. Een personage dat haar gedachten niet tot bedaren kon brengen was ‘neergehaald tot het perfecte bewustzijn’, schrijft D.H. Lawrence in zijn roman Women in Love (1920). Toch wordt het werk van bepaalde auteurs uit de late twintigste eeuw, van Samuel Beckett over Thomas Bernhardt tot Sandro Veronesi, David Foster Wallace en vele anderen, gedomineerd door een stem die voortdurend de wereld probeert uit te leggen en aan de kaak te stellen. Ze is voortdurend ontgoocheld en gefrustreerd, maar tegelijk ingenomen met zichzelf en met haar vermogen om geschokt te zijn. Dat eindeloze vragen en bekritiseren wordt daardoor een val, waaruit het bewustzijn zich probeert te bevrijden met bedwelming in vele vormen, met slaap of zelfmoord. Er is als een ware een catharsis van uitputting door deze oorverdovende, storende stem.

Zo’n mentale stem is ook een bron van zelfwaardering. Dat doet de val dichtklappen. De geest is opgezet met zijn gesofisticeerde denken. Hij wil dat de monoloog stopt – en tegelijk toch ook weer niet. Als de stem stopt, waar blijven we dan met onze identiteit? De geest hunkert naar stilte, maar vreest ze ook. Beide emoties nemen hand over hand toe. Hoe meer men verlangt naar stilte, hoe meer men zijn identiteit vreest te verliezen als de stem zou verstommen. Als iemand bijvoorbeeld een radicale verandering in zijn leven overweegt –alleen gaan wonen op de heide in Galway of deelnemen aan een tiendaagse Boeddhistische retraite- dan vreest hij of zij het moment van verandering. Onze ideeën over stilte zijn dus vervlochten met vragen over zelfhaat en zelfwaardering. Het einde van de monoloog nodigt uit maar is tegelijk beangstigend, net zoals kinderen schrik hebben om te gaan slapen.

Ons verlangen naar stilte heeft vaker met innerlijke dan met uiterlijke stilte te maken, of met een combinatie van de twee. Lawaai maakt ons kwaad, of doet ons in ieder geval reageren, en staat innerlijke stilte in de weg. Maar de afwezigheid van lawaai stelt ons bloot aan de luide stem in ons hoofd. Die stem is een pijler van wat we ons zelf noemen. Als we die stem willen smoren, verlangen we dan niet naar het einde van ons zelf? Naar de dood misschien? Praten over stilte is dus praten over bewustzijn, de aard van het zelf, en over dat moderne dilemma in het algemeen: het verlangen om in het zelf te investeren én het verlangen om een eind te maken aan dat zelf.

We hebben natuurlijk strategieën om ermee om te gaan. Zachte oplossingen zoals naar muziek luisteren of lezen. Het bewustzijn wordt uitgenodigd om de partituur of de verhaallijn van iemand anders te volgen. Tijdelijk geven we de controle uit handen aan een andere regisseur. Maar zodra we stoppen met lezen of luisteren begint het mentale lawaai opnieuw. We hebben niets opgelost, niets geleerd over onszelf. We hebben de aard van het ongemak niet aangepakt.

Radicalere, misschien kastijdender oplossingen zijn het ritueel gebed, de rozenkrans of mantra’s. Dat voelt als een totale aanval op het zelf met akoestische wapens. Ondanks, of misschien net door mijn religieuze kindertijd heb ik zoiets nooit geprobeerd. Ik heb nooit verlangd naar een mantra. Net zoals bij muziek, vermoed ik, zou het kakelende zelf weer opveren zodra de mantra ten einde is, babbelzieker en zelfingenomener dan ooit.

Je zou Vipassana kunnen proberen – een vorm van meditatie die naar het hart gaat van dit conflict tussen verlangen naar en angst hebben voor stilte. Ik wil niet in details treden waarom ik met Vipassana begon – laten we zeggen dat ik gezondheidsproblemen en chronische pijn had. Iemand suggereerde dat die discipline zou kunnen helpen. Hoewel mijn pijn niet enkel tussen mijn oren zat, was ik tot het besef gekomen dat mijn mentale toestand zeker had bijgedragen tot de fysieke spanningen die mijn leven zoveel jaren hadden vergald.

Mijn eerste Vipassanaretraite, zo’n vijf jaar geleden, was in de bergen ten noorden van Milaan, waar ik woon en werk. Ik zag niet in waarom ik verder zou reizen om gewoon op een kussen te gaan zitten. In de openingssessie moest ik beloven om de volle tien dagen van mijn verblijf stil te zijn. En dus leefde ik in stilte en at ik in stilte. En vooral: ik zat in stilte, tot tien uur per dag. Er waren geen gezangen of mantra’s om de geest te stillen en je erdoor te trekken. Ik kreeg de raad om traag en geduldig mijn normale, praatgrage bewustzijn te vervangen door een intens bewustzijn van ademhaling en gewaarwordingen.

We gebruiken geluid en beweging om de irritatie van het stilstaan te vermijden. Je wipt van de ene voet op de andere, je loopt van kamer naar kamer.

Je concentreren op je lichaam in beweging is tamelijk gemakkelijk. Als je rent of zwemt, kun je langere tijd in een woordloze of bijna-woordloze toestand komen die de indruk geeft van stilte. Het gevoel dat je geest even pauze mag nemen van de plicht om je ego voortdurend op te bouwen is inderdaad een van de verfrissende en zelfs verslavende kanten van sport.

Maar bij Vipassana concentreer je je onbeweeglijk, al zittend op gewaarwordingen. De meeste mensen doen dat in kleermakerszit, maar dat hoeft niet. Je zit zonder van positie te veranderen, je zit stil. Van zodra je dit doet, ben je je bewust van de verbinding tussen stilte en stilstand, lawaai en beweging. Nauwelijks zit je stil of je lichaam wil absoluut bewegen en draaien. Comfortabel is het niet. En precies zo wil je geest absoluut babbelen zodra het stil is. We begrijpen al snel dat geluid beweging is: words move, music moves, through time (T. S. Eliot, Four Quartets). We gebruiken geluid en beweging om de irritatie van het stilstaan te vermijden. Dat is vooral zo als je fysiek pijn hebt. Je wipt van de ene voet op de andere, je loopt van kamer naar kamer.

Als je stil zit en je jezelf fysieke beweging ontzegt, dan trekt de geest zich instinctief terug in zijn normale, gonzende monoloog – in de hoop dat het fysieke ongemak zal verdwijnen als de geest zich ergens anders op focust. Dat zou normaal zo zijn. Als je het lichaam negeert, dat gaat het draaien en schuiven om de spanning niet te laten oplopen. Maar bij deze gelegenheid is ons gevraagd om stil te zitten terwijl we denken en omdat het lichaam niet kan wiebelen, nemen de spanning en het ongemak almaar toe. Uiteindelijk haalt dit ongemak de geest weg uit het gegons en richt hem weer op het lichaam. Maar daar is enkel ongemak en zelfs pijn en dus vlucht de geest weer in taal en gedachten. Heen en weer slingerend van een troebele geest naar een gekweld lichaam wordt alles alleen maar erger.

Stilte, in combinatie met stilzitten – de twee zijn nauw verbonden – nodigt ons uit om de relatie tussen bewustzijn en het lichaam te observeren, in beweging en bewegende gedachten. Als mensen naar meditatieoorden trekken, wordt vaak gesproken over het belang van jezelf te vinden. Er is ook veel ingebeeld drama. Mensen verwachten dat oude trauma’s weer de kop opsteken, zoals bij een psychoanalyse. Wat je aantreft, is echter veel minder persoonlijk dan je zou veronderstellen. Je ontdekt hoe het concept van bewustzijn en zelf, dat we allemaal delen, gewoon evolueert doorheen de tijd, doordat we ons fysieke bestaan in het huidige moment doorgaans negeren. In de Pali-taal van de Boeddhistische geschriften verwijzen vroege woorden voor meditatie naar mentale oefeningen, en helemaal niet naar religie.

Die meditatie verandert de verhouding van de geest met het lichaam. Ze nodigt de mediterende uit om de aandacht te verdelen over alle delen van het lichaam, zonder uitzondering. Om het bewustzijn doorheen het lichaam te leiden en om de gewaarwordingen te beschouwen zoals ze doorheen het vlees golven, als eb en vloed. En dat zonder te reageren, op geen enkele manier, zonder afkeer van pijn en zonder zucht naar genot. Zo worden we gewaar dat alles binnenin ons voortdurend beweegt en verandert, zelfs wanneer we stil zitten.

Bovendien is deze activiteit in de geest niet ondergeschikt aan een andere. Je hebt geen ander doel dan de contemplatie zelf. Je mediteert niet om te relaxeren, om pijn te overwinnen, om een gezondheidsprobleem op te lossen of om innerlijke stilte te bereiken. Er is geen hoger doel dan aanwezig te zijn, zij aan zij met het oneindig genuanceerde vloeien van sensaties in het lichaam. De stilte van de geest brengt je in contact met het lichaam. Of eenvoudig gezegd: de stilte van de geest is bewust zijn.

In het begin is het moeilijk om te focussen op je adem. Eerst enkele minuten, later urenlang. Het is ook moeilijk om wat voor sensatie dan ook te voelen in je slapen, ellebogen, kuiten of andere delen van je lichaam die in rust zijn. Maar als de geest een sensatie beet heeft, of wanneer zo’n gewaarwording antwoordt op je onderzoekende geest dan wordt het allemaal veel gemakkelijker. Plotseling wordt het lichaam interessant en begint je eigen obsessieve interesse in je eigen woorden en gedachten op te lossen. De taal smelt weg en in de stilte verandert er van alles in het lichaam.

Het is geen schakelaar die je aan- of uitzet en ook geen gestaag continuüm, maar wel een reeks kleine scores, winst of verlies; misschien een grote stap voorwaarts en daarna een kleine terugval. Als je dapper doorzet om te proberen je te concentreren, als je erin slaagt om geen afkeer voor pijn te hebben en ook niet toegeeft aan genot, dan verdiepen het stilzitten en de stilte zich gaandeweg. Dat gebeurt in een sfeer van gelukzaligheid, simultaan en ondeelbaar in lichaam en geest. Het is alsof het lichaam traag weer samengesteld wordt en al zijn onderdelen zich verenigen in een intens nu. Het oude zelf valt uiteen en verdwijnt. Dit ervaar je nooit als een verlies, maar eerder als een volheid van bestaan. Iets boordevol, heel gewoon en heel mooi.

De woorden die we gebruiken en de verhalen die we schrijven, versterken het drama van het zelf, dat we in het westen zelfgenoegzaam belijden. Het biedt ook troost in die zin dat schrijven en verhalen vertellen emotionele pijn kunnen transformeren in een soort entertainment. Een wijs en pakkend beeld van onze passage door de wereld, intens en tegelijk opgewonden door zijn eigen intensiteit. Ons verhaal gaat inderdaad vaak over ellende en de tocht erdoorheen.

Wanneer we na een uurtje stilzitten in stilte weer opstaan, onverwachts verfrist en welgemoed, dan roepen de stilte en de meditatie vragen op: of er niet iets diep pervers zit in onze cultuur, zelfs in de grootste prestaties van literatuur en kunst. Zo veel van wat we lezen, zelfs al is het heel entertainend, helpt ons eigenlijk helemaal niet vooruit.

Tim Parks

vertaling: Kristien Bonneure


 

    Altijd vakantie? Beheer je aandacht voor meer vitaliteit, niet je tijd

    Altijd vakantie? Beheer je aandacht voor meer vitaliteit, niet je tijd

    Nu de vakantieperiode voor de meesten van ons achter de rug is, verschijnen in de bladen talloze tips voor het verlengen van ons vakantiegevoel of het vermijden van ‘vakantie-blues’. IDEWE, een dienst voor preventie en bescherming op het werk, concludeert uit haar onderzoek dat acht op de tien werknemers bij het hervatten van het werk last hebben van ‘vakantie-blues’. Hun advies luidt: langzaam beginnen, bewust nagenieten en vakantieverhalen uitwisselen met collega’s. Daarmee blijft de vakantie-mind-set behouden bij de overgang naar het werk.

    Volgende vakantie of nu?

    De positieve ervaringen van verlof komen opvallend overeen met de eerste periode op een nieuwe werkplek: plezier in activiteiten, nieuwe ontmoetingen, uitdagingen, ontdekkingen, benutten van eigen vermogen. Drukte, chaos, onzekerheid en andere spannende ervaringen kunnen ons zowel op verlof als op het werk uitputten en dan veranderen de positieve ervaringen in negatieve. Hoe kunnen we dit voorkomen? Niet iedereen is bereid of in staat te veranderen van werk. Seth Godin suggereerde daarom enigszins provocerend: “In plaats van je af te vragen wanneer je volgende vakantie is, zou je misschien een leven kunnen opzetten waaraan je niet wilt ontsnappen.” Misschien is een verandering van werk ook helemaal niet nodig als we onze collega’s, klanten en verantwoordelijkheden met andere ogen leren bekijken. Hoe? Met aandacht, met dezelfde ‘nieuwe ogen’ als waarmee we tijdens het verlof de onbekende dingen om ons heen waarnemen. Kenmerkend voor dit soort kijken is een gevoel van verwondering en het herkennen van het waardevolle van het huidige moment: pluk de dag, telkens opnieuw.

    Tijd, aandacht, energie

    Tijdens verlof zien we de wereld om ons heen met andere ogen: we nemen dingen waar die op een drukke werkdag meestal aan onze aandacht ontsnappen. Wat als we op het werk niet alleen onze tijd, maar ook onze aandacht zouden managen? Kortom, hoe bereiken we dat positieve ervaringen van verlof onderdeel van onze levensstijl worden? Met aandacht! Hoe kunnen we onze aandacht handhaven onder omstandigheden die een beroep doen op onze veerkracht en energie? Door interval! Dit betekent dat we periodes van inspanning en ontspanning afwisselen. Niet alleen door de werkperiode te onderbreken met vakantie of verlof. Maar voortdurend: wekelijks, dagelijks. Best in een ritme van 90 minuten stevig doorwerken en 15 minuten volledig chillen: slack, ruimte, pauze, niente. Ons lichaam en ons brein zijn niet gemaakt voor een marathon op een bureaustoel, een urenlange autorit of andere eenzijdige handelingen. Als we geen rekening houden met het natuurlijk ritme zoeken lichaam en geest uitvluchten. De concentratie neemt af, de spieren verkrampen, we zoeken afleiding in social media, rommelen tussen de papieren, snoepen, multitasking etcetera.

    Échte pauze

    Met de moderne media hebben we onze mogelijkheden uitgebreid om afgeleid te geraken zonder zelfs maar te beseffen dat we ‘off task’ zijn. ‘On task’ is heel eenvoudig het afronden van een taak die we gekozen hebben te voltooien. Als we daarin worden gestoord hebben we omschakeltijd nodig en zelfs hersteltijd als de aard van de storing mentaal of emotioneel teveel energie vereiste. Zulke onderbrekingen zijn incidenteel heel normaal, het wordt pas een energie-lek als we toelaten dat we regelmatig van onze gekozen taak afwijken – veroorzaakt door anderen óf door ons zelf.
    Aandacht managen in plaats van tijd – zoals we ervaren tijdens verlof – is dus heel zinvol tijdens het werk. Dan kunnen we niet alleen focussen op het produceren van resultaat, maar ook beter verbonden zijn met onze creatie. De energie die nodig is om te werken komt deels terug in de vorm van genoegen over het resultaat. Mits we aandacht daarvoor hebben. Gewoon even stoppen en waarnemen. Tussendoor échte pauze helpt ons energie te herstellen. Tom Rath, auteur van How Full is Your Bucket?, deelt zijn eigen ervaring met rustpauzes: “Tegengesteld aan wat ik dacht, maakt regelmatig pauzeren mij creatiever en productiever. Pauzes overslaan daarentegen is vermoeiend en een bron van stress.”

    Wedstrijd om aandacht

    In dit verband is de missie van Tristan Harris interessant. Tot 2016 was hij werkzaam bij Google als ‘design ethicus’. Op basis van zijn inzichten zette hij zich nadien in voor het beter op elkaar afstemmen van technologie en mensen, onder andere via zijn stichting ‘Time Well Spent’. Doel is om techbedrijven te ondersteunen om devices zo vorm te geven dat ze de menselijke behoeften het beste dienen in plaats van ons te betrekken in “een wedstrijd om aandacht”. Met een Stanford University-achtergrond in computerwetenschappen met specialisatie in ‘Human computer interaction’ en jarenlange ervaring binnen o.a. Google kan hij weten waarover hij spreekt als hij stelt: “Onthoud: focus bepaalt de kwaliteit van je leven. Geen focus betekent geen controle over je aandacht. Geen aandacht betekent frustratie. We weten allemaal waartoe frustratie leidt. Begin je aandacht te beheren. Niet je tijd.” Aandachtig door het leven gaan is altijd momenten ervaren die lijken op verlof. Manage je aandacht en energie, bescherm en vergroot je vitaliteit, zorg dat jij en je team duurzaam productief en creatief worden en blijven.
    Verlof combineren met een heilzaam ritme van inspanning en ontspanning? Niets nieuws – als we het ruim 2000 jaar oude advies van Marcus Aurelius lezen: “Mensen zoeken rustplekken op het land, aan de kust of in de bergen. Er is geen betere plek om ons vredig en probleemloos terug te trekken dan in uw eigen geest. Geef uzelf voortdurend rustpauzes en vernieuw uzelf.” Vitale mensen maken vitale organisaties én ze zijn thuis vitaal. Aangenaam!


     

      Hoop die de ogen niet sluit

      Hoop die de ogen niet sluit

      Ik herinner me nog hoe ik was, niet eens twintig, en kwaad op de wereld, kwaad op de generaties voor mij. Omdat ze er zo’n knoeiboel van gemaakt hadden. Om die stomme kernraketten waartegen we gingen betogen. Om die stomme kernenergie, waarvan ‘ze’ het afvalprobleem zeker wel spoedig zouden ‘oplossen’. Om die schrijnende onrechtvaardige relaties tussen Noord en Zuid. Om het consumentisme (al weet ik niet of ik dat woord toen al kende). Om het gevoel van machteloosheid dat me door dat alles beknelde. Het gevoel dat ik misschien niet eens de kans zou krijgen om een volwaardig en lang leven uit te bouwen. Ik keek naar mijn grootvader, geboren in 1900, en probeerde die 65 jaar verschil tussen mij en hem in mijn hoofd toe te voegen, alsof ik daardoor mezelf wat kon wortelen in een tijd ‘voor het allemaal fout begon te gaan’.

      In al die gevoelens zat natuurlijk veel jonge overmoed. En ook wel wat onbewuste arrogantie. Er zijn heel wat plekken in de wereld waar mensen in heel wat slechtere omstandigheden opgroeien, en reëel gezien heel wat minder kansen hebben op een leefbare toekomst. Maar gelukkig word je niet verondersteld dat alles al doorgrond te hebben als je 17 bent of zo. Gelukkig komen sommige vormen van wijsheid traag naar je toe, met het ouder worden. Waarin dus ook het geluk zit dat je ouder mag worden. En toch. Veel van die verontwaardiging is gebleven, al is de vorm ervan erg veranderd. Het idee dat mijn kinderen me ooit zouden vragen wat ik had gedaan om die stomme wereld een betere plek te maken, dreef me al die jaren. De kinderen kwamen er jammer genoeg niet, maar het is een eer en voorrecht om regelmatig te mogen praten en discussiëren met jonge mensen (die zo ongeveer mijn kinderen zouden kunnen zijn) over hoe zij deze wereld beleven.

      De voorbije weken had ik een paar van die gesprekken. Heel indringend, heel uitdagend. Ze bleven nog dagenlang door mijn hoofd gaan. Ik hoorde iets van diezelfde kwaadheid. In een aantal opzichten is de ecologische crisis nog veel urgenter geworden dan toen ik nog heel jong was, in de jaren 80 van de vorige eeuw. Het is ook steeds moeilijker om te doen of je het niet weet, er is meer dan genoeg kennis beschikbaar over onder meer de klimaatuitdaging. We weten steeds nauwkeuriger waar de planetaire grenzen zijn. We weten behoorlijk goed hoeveel tijd we nog hebben om een klimaatchaos te vermijden. En we zijn tegelijk nog steeds getuige van de hardnekkigheid waarmee steeds nieuwe mentale vluchtwegen worden bedacht om vooral maar niet onder ogen te zien wat er staat te gebeuren. En die jonge mensen wisten al die dingen heel erg goed. Ik voelde hun machteloosheid, hun opstandigheid, en ook hun enorme wil om iets te doen, om deel te zijn van de oplossing. Het ontroerde me heel diep.

      Ik moet het bekennen. Op sommige onbewaakte momenten reken ik in mijn hoofd na hoe oud ik zal zijn als het 2050 is, als ik dan nog leef natuurlijk. En dan denk ik aan die mooie jonge mensen, waar zij dan zullen staan, en welke verhalen zij dan zullen vertellen aan de kinderen die ze dan hopelijk wel zullen hebben. Er is een stuk van dat gesprek dat we te weinig voeren. Het stuk over die machteloosheid, en hoe ermee om te gaan. Zodra dat ter sprake komt, blokkeert er vaak iets. Dat heeft te maken met angst, angst voor iets als een soort zwart gat in onszelf. Om die angst onder ogen te zien, moet je als het ware op een plek gaan staan waar het pijn kan doen, waar je zou kunnen wankelen of weglopen. En om dat te vermijden hebben we allerlei systeempjes bedacht. Wat we vaak doen, is nog meer gaan doen. Alleen maar kijken naar oplossingen, maatregelen, acties, structuren, … Jezelf in een nog grotere versnelling brengen.

      Sommigen komen in de verleiding om dan toch maar over te gaan tot grootschalige technocratische oplossingen als geo-engineering of het opgeven van de democratie. Toegeven aan de verleiding van de tovenaar van de ultieme maakbaarheid, alsof de geschiedenis er niet is geweest. Je kunt ook cynisch worden, jezelf wijsmaken dat niets echte waarde heeft, en zo hopen dat je niet zult geraakt worden achter dat mentale schild. Je kunt jezelf opfokken met een of andere mantra die zegt dat je optimistisch MOET zijn, omdat je optimistisch MOET zijn, omdat je nu eenmaal optimistisch MOET zijn, tegen beter weten in. Het kan een vorm van negationisme zijn… Of je kunt het opgeven.

      Het zijn heel moeilijke vragen, maar ze zijn wel heel relevant. Misschien heb ik in de loop der jaren, in het kader van het voortschrijdend inzicht, toch enkele dingen geleerd. Een daarvan is dat in zoveel soms hevige discussies die grondgevoelens van angst of kwaadheid een grotere rol spelen dan we willen toegeven. En het zou goed zijn als we zouden proberen er meer ruimte voor te maken, net om te vermijden dat we onze energie verliezen of echt wanhopig worden. Het zou goed zijn als we proberen om die gevoelens ook gewoon bespreekbaar te maken en te delen, ze niet ontkennen of wegduwen, en ze ook niet overschreeuwen. Proberen te leven in waarheid is niet eenvoudig, maar het opent nieuwe deuren.

      Het was een van de moeilijke lessen van het leven die ik (een beetje al) leerde, na zo vaak met mijn hoofd tegen de muur te zijn gelopen, dat het goed is om soms verdriet te hebben, net om er minder door verlamd te worden. (Al vertel ik dit alles met veel schroom, wat misschien ook veelzeggend is…) Ik leerde het ooit tijdens een vormingsweekend, het inzicht dat we (of toch velen van ons) eigenlijk gewoon verdriet hebben om die planeet die stuk lijkt te gaan. Dat verdriet benoemen we niet zo, of we duwen het weg. Maar dat gewoon toelaten, het een beetje laten stromen, zonder het vast te houden, dat hielp. In dat beetje stromen was er ook het besef dat ik als mens eigenlijk gewoon een deeltje was van dat enorm mooie netwerk van een levende planeet.
      Het is allemaal iets in mijn hoofd, tussen mijn oren als je wilt, maar als ik de beelden zie van bv. die immense plastictroep in de zee, dan is het alsof ik de pijn van de zee kan voelen. Het is een vorm van verbondenheid in een voor mij goddeloos universum, maar die helpt wel. Dat beetje verdriet, dat stroomt als de zee zelf, geeft net ruimte voor veel energie. De energie om een deel te zijn van het antwoord. En dat antwoord is niet een zekerheid dat alles goed zal komen, maar wel het rustige gevoel dat wat je doet, de houding waarmee je in het leven staat, ertoe doet. Het helpt om nooit cynisch te worden.
      Al die dingen zitten in een soort prewoordelijke vorm ergens in mijn lichaam, ergens tussen schroom, twijfel en vrede. Ik vond ze ondertussen ook terug in een boek dat ik aan het lezen ben. Het gaat over actieve hoop. Het is een vorm van hoop die de ogen niet sluit, maar veeleer een praktijk dan een vast doel is. Wat ik daar lees, doet me ook vaak denken aan dingen die ik las bij Ton Lemaire, met name zijn idee van een “tragisch hedonisme”.

      Het is een omweg om terug bij die jonge mensen te komen. Ik denk dat het goed zou zijn dat we samen leren om wat meer ademruimte te geven aan die diepere gevoelens van angst en machteloosheid. Als we het niet doen, zouden ze misschien wel gevaarlijke uitwegen kunnen zoeken. Als we die oprechte gevoelens niet serieus nemen, laten we ook onze jonge mensen een beetje in de steek. De almaar toenemende ecologische crisis is ernstig, dat feit ontkennen heeft niet veel zin, en geeft vooral ook geen zin aan de dingen. Zoeken naar nieuwe praktijken van actieve hoop, energie en dankbaarheid vinden in het gevoel dat je zelf een deel van het alternatief bent, dat geeft zin. En daar kunnen we alleen maar allemaal beter van worden.


       

        Laten we een stille revolutie ontketenen

        Laten we een stille revolutie ontketenen

        Ma cure de silence van de Franse Kankyo Tannier is vertaald in het Nederlands met als titel De kracht van de stilte. – Kristien Bonneure had een gesprek met haar.

        ‘Mijn leven? Ik loop, ik eet, ik slaap, ik kijk naar de lucht, ik adem, ik aai mijn katten, ik mediteer, ik zing…’ Het antwoord typeert Kankyo Tannier, een zonnige verschijning met heldere blik, een klaterende lach, kaalgeschoren hoofd en lange pij. Ze is zenboeddhistische non, zangtherapeute, paardenverzorgster. Ze studeerde af in de rechten, werkte als journaliste en na enkele bezoeken aan zenkloosters streek ze uiteindelijk neer in de Elzas, in het klooster Ryumonji bij meester Olivier Reigen Wang-Genh, waar ze 16 jaar verbleef. Nu woont ze in een ‘cabane’ in het bos, vlakbij het klooster. Daar heeft ze tijd om zich aan het schrijven te wijden.

        Tannier noemt zichzelf een ‘non 2.0’ want ze deelt haar ideeën via sociale media. www.dailyzen.fr vat goed samen waar ze mee bezig is: een dagelijkse ervaring delen, geworteld in huiselijkheid, maar met de blik op verte. Haar eerste boek De kracht van de stilte is een diepzinnig maar tegelijk lichtvoetig boek, met Franse schwung, humor en zelfrelativering geschreven. Veel inzichten en suggesties zijn ook al elders geopperd, maar Kankyo Tannier pakt het verfrissend aan.

        ‘Die mensen die de radio uitzetten als ze in de auto stappen… ze zijn vermoedelijk de heiligen van de eenentwintigste eeuw!’

        Eén van de belangrijkste adviezen die Kankyo Tannier geeft is die van de digitale retraite: voor kortere of langere tijd alle schermen uit, geen radio, geen tv, geen telefoon, geen computer. Over de weldadige effecten daarvan is ook een ander recent boekje uiterst interessant: Kleine filosofie van de digitale onthouding van de Nederlandse filosoof Hans Schnitzler. Het is de (zeer wijsgerige) evaluatie van een experiment met zijn studenten om een week lang te ‘ontkoppelen’. Afgezien van die ene studente die een feestje liet schieten, omdat ze niet wist wie er zouden zijn en wanneer het begon, waren alle digitale geheelonthouders lovend. ‘Ik heb het gevoel dat ik meer leef, ik bepaal nu echt zelf wat ik wil doen.’ Een andere kreeg meer overzicht over de structuur van de dag en zijn eigen verantwoordelijkheid daarin. ‘Ik voelde mezelf slimmer, kon beter nadenken.’ 

        ‘In het hart van de vulkaan gaan staan’

        Terug naar Kankyo Tannier. De leegte boezemt angst in, geeft ze toe; mensen vullen dat gapende gat het liefst op. Terwijl het zo belangrijk is om alleen te leren zijn.

        ‘Een zelfgekozen eenzaamheid, een comfortabele halve draai naar binnen, waaraan je je kunt laven voordat je de wereld weer ingaat.’

        Wat Tannier over meditatie schrijft, doet sterk denken aan Leer ons stil te zitten van Tim Parks. Parks oefende veel geduld; Tannier reikt manieren aan om actief in te grijpen in de menselijke geest. Niet eenvoudig…

        ‘In het hart van de vulkaan gaan staan en daar onze angsten te laten smelten. Dat is de weg van de ridder die moed en vastberadenheid vereist. Maar het is ook de weg van de verzoening, van de wapenstilstand, van de acceptatie van alles wat ons vormt, zowel het ‘goede’ als het ‘kwade’.’

        En wat kan ze fraai formuleren:

        ‘Tussen woorden, tussen bekende beelden, tussen vertrouwde gevoelens bestaat een parallel universum, een absolute en weldadige kalmte, waarvan de toegang angstvallig wordt bewaakt door de schildwachten van de concentratie en het volle bewustzijn.’

        ‘De stilte hervinden, dat is proeven van verveling’

        En toen ontmoetten we elkaar, tussen de duizenden boeken in de Franstalige Brusselse boekhandel Filigranes. We spraken over ‘Silence for Peace’ en over onze overleden vaders. Een neerslag van het gesprek:

        Ik zal de vraag nog maar eens stellen, mevrouw Tannier: wat doet u in het leven?

        Ha! Die vraag stellen mensen me vaak, en ik geef er graag een ‘geometrisch-variabel’ antwoord op! Ik doe verschillende dingen. In de eerste plaats verspreid en promoot ik de zenboeddhistische meditatietechniek – en veel stilte – maar ik ben ook zanglerares en hypnotherapeute. Maar wat ik écht doe in het leven? Ik wandel, ik proef van ‘air du temps’, ik streel mijn katten, ik luister naar de geluiden van het bos.

        Maar u houdt wel van praten?

        Ja, ik ben een babbelaar. Als ik in gezelschap ben, hou ik van praten – ook van luisteren – maar ik ben ook vaak alleen, in de stad of in de natuur. Ik wandel graag in m’n eentje. Ik hou van het alleen zijn.

        Laten we maar de koe bij de horens vatten en de moeilijkste vraag stellen. Wat is stilte? Er zijn zoveel definities, wat is de uwe?

        Ok, dit is de mijne: de stilte is die stille, poëtische, magische ruimte die we allemaal in onszelf hebben, die we kunnen bereiken als we stilstaan en als we leren om de gedachten te laten voorbijgaan. Achter dat lawaai van de gedachten, van de wereld, is er … die waarlijk heerlijke ruimte.

        Het heeft dus niets te maken met het lawaai rond ons, met de decibels van de stad?

        Nee, want de stilte zit achter het geluid, ze komt voort uit liefhebben. We hebben het vaak over meditatie, die een waarheid zoekt voordat er woorden zijn; precies zo kun je de stilte zoeken voor er geluiden zijn. Het kan best luid zijn rond ons, maar daarachter, of liever ervoor is er iets anders.

        Dus hebt u geen fysieke stilte nodig?

        Nee, het idee is om je innerlijke stilte te herontdekken. Dat is de sleutel.

        Het woordenboek zegt: stilte is de afwezigheid van geluid. Dat vindt u te beperkt?

        Ja, en bovendien: als je de uiterlijke stilte zoekt als voorwaarde voor je welbevinden, dan zoek je de heilige graal! Natuurlijk is het prettiger om ergens te zijn waar je de wind in de bomen hoort en de vogels, maar zelfs in de stad zijn er plaatsen die relatief stil zijn. Als je echt leert luisteren, dan hoor je dat er tussen de geluiden ruimte zit, die ons toelaat om ons te verbinden met een ‘andere’ stilte.

        Mensen schrikken terug voor stilte, hoe verklaart u dat?

        Een groot probleem en een belangrijke kwestie! Ik denk dat we onze kinderen niet aanleren om zichzelf te leren kennen op emotioneel vlak. Als je dan plotseling de stilte ingaat, is het eerste wat je tegenkomt jezelf! Met alle ‘geslaagde’ emoties, maar ook met allerlei moeilijkheden. Wat de westerse maatschappij ons leert, is dan meteen weg te vluchten van onszelf, weg te vluchten in activiteit en lawaai. De omgekeerde beweging maken vergt een zekere emotionele opvoeding.

        Hoe vullen we de leegte dan op?

        Consumeren en verstrooien: in dat soort samenleving leven we nu, denk ik. Alsof mensen kinderen zijn, die je altijd maar moet verstrooien, met nieuwe spelletjes en bezigheden. Opdat ze zich zeker niet zouden vervelen. De stilte hervinden, dat is net proeven van verveling! Laat de tijd rustig voorbijglijden. Daar leeft een mens langer van (lacht).

        De stille vreugde van uit het raam kijken, zoals u schrijft in uw boek.

        Dat heb ik ervaren in India, tijdens een lange, spirituele retraite, wekenlang, met enkel dat raam om naar buiten te kijken. Maar het kan ook veel korter. Gewoon stoppen. De tijd nemen om te stoppen en te proeven van de stilte.

        Uw boek heet in het Frans ‘Ma cure de silence’, letterlijk ‘Mijn stiltekuur’. Curer, dat is genezen. Van welke ziekte moet de stilte ons genezen?

        Met ‘kuur’ wilde ik gewoon een zekere duur suggereren. De ziekte, dat is de verstrooiing, de afleiding waar ik het net over had. De energie die ons altijd weer uit onszelf haalt. Met een stiltekuur van een weekend, of zelfs een dag kunnen we opnieuw leren om … de telefoon uit te schakelen. Grote ‘challenge’, hé?

        Die digitale detox, alle schermen uitschakelen, dat lijkt me steeds moeilijker te worden?

        Ik vind het vreemd. De voorbije dagen was ik in Spanje en Catalonië en praatte ik met veel journalisten. Tien jaar geleden bestonden de sociale media niet. Twintig jaar geleden was er geen internet. En nu zijn we verslaafd aan zaken die de macht hebben om onze aandacht vast te houden! Het is een echte uitdaging om daar niet van afhankelijk te worden; om er gebruik van te maken als we ze nodig hebben – of zin – maar ook om ze te kunnen uitschakelen. Dat kan geleidelijk gebeuren. In de spiritualiteit zijn die inspanningen lonend die we lang kunnen volhouden. Jezelf forceren is jezelf geweld aandoen. Ik raad iedereen aan om je digitale toestellen een paar keer per dag uit te zetten. Om te kunnen ademen. Om niet met allerlei draadjes aan andere plekken vast te hangen.

        En dat dan op te drijven, van minuten naar uren, naar dagen, naar een week?

        Ja, of er slim mee omgaan. Mijn telefoon staat aan, maar ik kijk niet alle vijf minuten. We moeten al die toestellen anders gebruiken. Op een bewuste manier. Sociale media en internet maken deel uit van ons leven, dat is allemaal interessant, maar we moeten een nieuwe manier vinden om er mee om te gaan.

        Maar u schrijft toch blogs op het internet?

        Jawel, ik gebruik het internet, ik zit op Facebook en euh… zelfs een beetje op Twitter (lacht). Maar als ik iets post, dan ga ik niet de hele dag zitten kijken hoeveel likes en commentaren er zijn. Ik gebruik de nieuwe media als kanalen om informatie te verspreiden. En als ik vrede heb met mijn emoties, heb ik geen behoefte aan het zoeken naar antwoorden. Ik blijf bij mezelf, in mijn lichaam.

        Rustig bij jezelf blijven, dat is moeilijk. U schrijft vele bladzijden over die innerlijke monoloog, dat inwendige stemmetje dat niet ophoudt met praten…

        Dàt is de grote vraag. Het kan een stemmetje zijn, of beelden, of gedachten, fysieke gewaarwordingen, emoties. De belangrijkste techniek is om je ervan bewust te worden. Helaas leven de meeste mensen meestal als robots, gehypnotiseerd door de wereld en de dingen. De gedachten komen op, mensen volgen gewoon wat er opkomt in hun hoofd. Dat is toch eigenlijk verrassend en verontrustend! Alle oefeningen in meditatie en spiritualiteit zeggen hetzelfde: wees je opnieuw bewust van je gedachten, en beslis daarna of je die wil volgen of niet. Dat vergt veel oefening. Complex is het niet, maar het vergt training, geregelde inspanning. Inspanning… een woord dat uit de mode is…

        Oefenen, herhalen, je concentreren, rituelen uitvoeren, helpt dat?

        Het idee is dat je echt anders wil gaan leven, niet meer als een robot zoals ik zei. En om de oude denkpatronen te veranderen heb je inderdaad rituelen nodig, veel nieuwe rituelen. Dat is trouwens gemakkelijker in groep. Ik geef mensen vaak de raad aan om aan te sluiten bij een meditatiegroep, om te oefenen.

        U legt vaak de nadruk op het lichaam, het fysieke, de oren, de ogen ook. Waarom is dat belangrijk als we over stilte praten?

        Het lichaam, dat is het huidige moment. Daar staat een gelijkheidsteken tussen. Maar meestal zijn we met ons lichaam ergens op een plek, terwijl onze geest elders is: aan het voorspellen wat er gaat komen, aan het herinneren, aan het verzinnen. Onze geest zit buiten het lichaam, en het is belangrijk om te leren die geest weer naar binnen te krijgen. En meteen in het moment te stappen.

        Dat is ook iets wat dieren u leren? U schrijft liefdevol over paarden, over katten.

        Ja, ik heb grote spirituele meesters vlakbij me. Ik heb het geluk naast het klooster en vlakbij een bos te wonen. Met paarden, katten, kraaien en al die kleine insectjes. Ik houd ervan om doodstil te zitten en hen te observeren. En van hen op te steken hoe je spontaan en instinctief kunt zijn. Verbonden te zijn met het weer, de wind, de maan. Dieren zijn grote leermeesters.

        Is uw zoektocht naar stilte iets puur persoonlijks, of zit daar ook een maatschappelijke kant aan?

        Voor mij gaat het veel verder dan persoonlijk welbevinden! Als je innerlijke stilte vindt en die daarna meeneemt naar andere plaatsen, dan maak je de wereld vredevoller, dan verbind je je met alles, met de bomen en alle andere dingen en mensen. Het doel is echt een innerlijke revolutie, een revolutie van de stilte.

        Is er zo’n stille beweging aan de gang, met veel mensen samen?

        Dat denk ik wel. Ik voel het, ik heb de indruk – zeker met het internet, als ik dat allemaal observeer – dat er een soort bewustwording aan de gang is, dat er iets moet veranderen aan de manier van leven zoals we die kennen sinds pakweg 1945. Het hyperconsumentisme, al die afleidingen… Mensen verlangen naar iets anders, iets eenvoudigers, terug naar de natuur. Dat zal nog toenemen. Ik ben daar nogal optimistisch over.

        We zitten hier tussen de vele boeken over persoonlijke ontwikkeling, geestelijk welbevinden, noem maar op… Dreigt het gevaar niet dat stilte ook commercie wordt? Dure retraites voor de rijken enzo?

        Ja en nee. Als de commercie er op springt, dan zal ze er wel brood in zien, zeker. Maar het stoort me niet echt, als de goede boodschap maar verspreid raakt… Kijk naar het veganisme. Ik ben veganist en dat is blijkbaar in de mode. Dat maakt me blij, want het is goed voor de dieren. Waarom niet?

        Uw boek wordt vertaald in twaalf talen, Spaans, Italiaans, Engels, Duits, Nederlands, Portugees… u hebt een gevoelige snaar geraakt?

        Ja, ik was echt verwonderd. En heel tevreden. Ik denk dat het grote publiek zin heeft om de spiritualiteit te ontdekken. En mijn boek is nogal humoristisch en vreugdevol geschreven. Het is spiritualiteit voor het dagelijks leven, niet streng of zwaarwichtig. Ik denk dat dat de lezer aanspreekt.

        Het is ook erg toepasbaar in het dagelijks leven. Wat zijn uw belangrijkste tips?

        Ik heb veel praktische oefeningen in het boek opgenomen. Neem nu je oren. Je kunt naar de stilte luisteren. (…) Misschien is dit niet erg radiofonisch, maar je kunt je verbinden met de geluiden die er nu zijn (…) verre geluiden, dichte geluiden (…), diepe geluiden, hoge geluiden, (… gsm rinkelt… ), een beltoon (lacht). Dat allemaal beluisteren is een manier om je opnieuw te ‘centeren’ in je lichaam. Voilà, een snelle methode die je doorheen de dag kunt toepassen.

        U schrijft ook over een andere manier van kijken. Wat hebben ogen te maken met stilte?

        De ogen werken vaak instinctief, een restant van toen we dieren waren. Ogen zijn naar buiten gericht, bespieden wat er rondom gebeurt. Maar de beweging van de ogen creëert gedachten, en dat resulteert soms in een hyperactief brein. Wat je kunt doen als je af en toe door de stad loopt, is je ogen en je geest kalmeren door een paar minuten al stappend naar beneden, naar de grond te kijken. Een bel creëren rond jezelf, jezelf ‘centeren’ alweer. Op die manier kun je je weer aanwezig voelen, in het moment, in je lichaam.

        En proberen niet te vallen!

        Welnee, er ontwikkelt zich een ander gevoel, je zal niet zo snel tegen anderen aanlopen (lacht)! 

        Kristien Bonneure in gesprek met Kankyo Tannier

         

        Kankyo Tannier, De kracht van stilte, Xander, 2017, 222 p.

        Hans Schnitzler, Kleine filosofie van de digitale onthouding, De Bezige Bij, 2017, 128 p.

         

        De stille glimlach

        De stille glimlach

        Het staat mij nog levendig voor de geest, al is het jaren geleden. Op een zonnige, winterse, ijskoude dag bezochten we in Parijs het musée Guimet, het nationaal museum voor Aziatische kunsten. Indrukwekkend. Wat mij het meest is bijgebleven zijn de tijdloze beelden van boeddha’s, goden en avatars. Ze stralen een deugddoende rust uit. En velen glimlachen. Een diepe, ondoorgrondelijke glimlach waarmee ze naar de wereld kijken. Of niet kijken. Het is immers niet altijd duidelijk of de ogen open of gesloten zijn. Je weet niet of ze met hun fysieke ogen waarnemen wat zich voor hen afspeelt, dan wel met een soort derde oog toegang hebben tot een dimensie die door de meesten onder ons zelden wordt verkend.

        Ik was onder de indruk van het vakmanschap, om niet te zeggen het meesterschap dat de beeldhouwers wisten te bereiken. De stenen glimlach op het gelaat van de beelden is voor mij niets minder dan de poort naar een andere wereld, een andere manier van zijn. In de glimlach ligt vrede, wijsheid en mildheid besloten. Een weten voorbij de woorden. De glimlach nodigt je uit om buiten de waan van de dag te gaan staan en er tegelijk liefdevol in binnen te treden. Als je lang genoeg naar zo’n beeld kijkt word je doortrokken van een weldoende, helende energie die rechtstreeks vanuit een andere dimensie lijkt door te stralen.

        Ik herken iets in die glimlach. Als ik mediteer, verschijnt er na zo’n twintig minuten spontaan een glimlach op mijn gelaat. Voor buitenstaanders lijkt het misschien een heel klein beetje op de glimlach van die Oosterse beelden. Dat weet ik niet. In elk geval: mijn gezichtsspieren ontspannen, mijn ademhaling wordt diep, regelmatig en traag, mijn schouders zakken een beetje naar beneden. In het begin van de meditatie buitelen de gedachten nog als narren door mijn geest. Na een tijdje duiken ze al wat trager op, al blijven ze talrijk. Ze trekken je nog steeds gemakkelijk mee in hun klein verhaal. De geest associeert eindeloos, moeiteloos en onvermoeibaar. Na een tijd komen er minder gedachten. Je kan er gemakkelijker naar kijken zonder dat je je laat meenemen. Gaandeweg wordt het schouwtoneel van gedachten minder druk. Af en toe nog een verdwaalde passant, waar je glimlachend naar kijkt.

        Vreemd, het is alsof onze geest uit twee lagen bestaat. Een laag met (soms heftige) gedachten, en een laag die glimlachend die gedachten observeert. Die tweede, diepe laag heeft iets onveranderlijks. Zij lijkt tijdloos. Ze is van mij en niet van mij. Alsof iets in mij, een kern van rust en stilte, kijkt naar allerlei wervelingen in mijn leven maar er niet door beroerd wordt. In hoeverre is die kern iets dat mij overstijgt? Maakt hij deel uit van een gemeenschappelijk veld dat als een soort grondlaag fungeert van alle mensen en misschien zelfs van alle bewuste leven in het universum (als dat er is)?

        De diepe kern van alles. Het doet mij denken aan de eerste twee regels van een gedicht van Felix Timmermans:

        “De kern van alle dingen
        is stil en eindeloos”.

        De kern van alle dingen. Hoeven we ons daarmee in te laten? Ligt het binnen onze menselijke mogelijkheden om er echt toegang toe te hebben? Wat schieten we op met contemplatie? Als op ons sterfbed de film van ons leven in één flits wordt geprojecteerd, zullen we dan de momenten zien waarop er een stille glimlach op ons gelaat lag of de ogenblikken waarop we de ander daadwerkelijk en onbaatzuchtig de hand reikten? Of zijn de beide onlosmakelijk met elkaar verstrengeld?

        De stille kern in onszelf is een toevluchtsoord. We kunnen er tot rust komen, herbronnen, er contact mee maken om ons lichaam en onze denkgeest te ontspannen. Een oase van waaruit je kan kijken naar de dingen zoals ze zijn, zonder aandrang om er het etiket “goed” of “slecht” op te plakken. Het woord “moeten” bestaat er niet. Vanuit dat toevluchtsoord passeren de gebeurtenissen in het leven als een bonte stoet, zonder meer. Het maakt niet uit of die stoet een bestemming heeft, al word je doortrokken van een diep, woordeloos vertrouwen dat die bestemming Universele Liefde is.

        Is deze planeet bedoeld als een oord om de stille glimlach te cultiveren? Of is zij niet meer dan een plek waar de stoet van het leven defileert, met of zonder glimlach? Een stoet waarin we meestappen, in zon en regen. Is het niet door gewoon mee te lopen in de stoet, door de directe ervaring, dat we groeien en evolueren als mens? Of is die vooruitgang slechts mogelijk door af en toe terug te keren naar onze stille glimlach, al mediterend of op andere manieren? Het is misschien juist door de alchemie tussen contemplatie en actie, tussen stille glimlach en ronddansen in de levensstoet, dat we onze condition humaine ten volle kunnen proeven. Het menselijk lot, met al zijn rijkdom en –bij momenten- al zijn ellende.

        De stille glimlach. Als ik er al toe kom, is het in mijn eentje. Het komt niet bij mij op om stil te glimlachen in de nabijheid van diegenen die ondergedompeld zijn in het lijden, als ik het al zou kunnen. Misschien heeft diegene die het moeilijk heeft dan juist het meest behoefte aan een stille glimlach, maar ik zou het niet durven. Alsof het zou getuigen van een gebrek aan empathie, een gebrek aan begrip voor de worsteling van de ander. Het is moeilijk –misschien wel onmenselijk- om op zo’n moment buiten het domein van de gewone menselijke emoties te treden.

        Kunnen wij samen stil glimlachen om de uitdagingen van de wereld tegemoet te treden? Daar geloof ik in. De rust, de onmeetbare vibratie van de stille glimlach van mensen die samen zijn, die van elkaar weten dat ze op zoek zijn naar de stille glimlach, doet de stille glimlach krachtiger werken. De collectieve stille glimlach veroorzaakt een stille energie die de excessen van de levensstoet wat kan temperen. Of draaglijk maken.

        Zou het een idee zijn om in parken en op pleinen standbeelden te plaatsen met stil glimlachende figuren? De publieke ruimte als een soort gigantisch musée Guimet? Het openbaar domein zou worden verrijkt met een ander accent. Wie weet zouden de beelden ons inspireren, ons af en toe –vaak onbewust- brengen tot een begin van stille glimlach? Elke stille glimlach is als een steen die in de vijver van het bestaan wordt geworpen. Hij veroorzaakt heilzame kringen die ver reiken.

         

          Stilte is van niemand en voor iedereen

          Stilte is van niemand en voor iedereen

          De twee minuten stilte op de Dodenherdenking begin mei zijn ‘heilig’ voor de Nederlanders. Maar actievoerders dreigden in 2018 met veel lawaai, om aandacht te vragen voor de slachtoffers van de Nederlandse kolonisatie.

          Er kwam in Nederland een rechter aan te pas om de twee stille minuten tijdens de Dodenherdenking op 4 mei 2018 te vrijwaren. De avond van 4 mei is bijzonder; dan worden de Nederlandse slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog en andere conflicten herdacht. Dat gebeurt al meer dan 70 jaar volgens een strak scenario, in aanwezigheid van het koningspaar. Nadat de klok van de Nieuwe Kerk acht keer heeft geslagen volgen twee volle minuten indrukwekkende stilte op de volgepakte Dam in Amsterdam. 

          Het actiecomité ‘Geen 4 mei voor mij’ heeft daar bezwaren tegen; de tegenstanders noemen de plechtigheid hypocriet en racistisch. De slachtoffers van het Nederlandse leger na de bevrijding in Nederlands-Indië (toen nog een Nederlandse kolonie) worden namelijk niet herdacht.

          ‘Geen 4 mei voor mij’ wilde tijdens de stilte van de Dodenherdenking letterlijk kabaal maken. Of als het moest zelfs een luchtalarm laten afgaan, om in oorlogssfeer te blijven. Nou moe! De rechter verbood de actie; de tegenstanders zagen er uiteindelijk van af. Ze zijn wel tevreden dat ‘de beerput is geopend’ en het onderwerp nu op de kaart staat.

          Er vallen gewichtige woorden over twee minuten stilte. De burgemeester van Amsterdam beschouwt de Dodenherdenking als een ‘heilig moment’, en het organisatiecomité wilde niet praten met de actievoerders “omdat die zich buiten het maatschappelijk debat plaatsen”. Opnieuw: nou moe!

          De Dodenherdenking lijkt het volgende heilige huisje waarvan onverlaten de ruiten ingooien. Links en rechts vliegen elkaar weer eens een keer naar de strot met termen als politiek correct, lange tenen, geschiedvervalsing, traditie, cultuur, identiteit, koloniale erfenis, witte kramp… Ik hoor het koor aanzwellen als in een opera van Wagner. Of is dat de Koningin Elisabethwedstrijd voor zang?

          Stilte, ruimte en tijd delen heeft grote verbindende betekenis

          Mij treft vooral hoe stilte en lawaai opgeëist kunnen worden. Een minuut stilte kennen we als een gedeeld moment van respect. Op een openbare plek samen stil zijn en stil staan betekent wel wat. Na de aanslagen van 22 maart in Brussel en Zaventem, na àlle aanslagen, zie je mensen geschokt en bouche bée samentroepen op de plaats des onheils, om een bloem neer te leggen, een kaars te branden.

          Helaas moet er nog al te vaak eerst iets heel ergs gebeuren. Een mooi voorbeeld van positieve stilte zijn de publieke sit-ins van ‘Silence for Peace’ in Brussel, Antwerpen en andere steden (n.v.d.r. In de nasleep van de aanslagen in Brussel in 2016 vonden deze sit-ins enkele jaren na elkaar plaats en ook op diverse plekken in Vlaanderen). Zonder aanleiding, maar met des te meer betekenis: samen stilvallen in de wereld, verbinding zoeken en hopelijk ook uitstralen.

          Het is goed als ook de overheid daar gelegenheid toe biedt. Zo’n ‘officiële’ stilte lijkt neutraal, als een soort seculier gebed. Maar het is een dubbeltje op zijn kant. Als ik onder de Menenpoort in Ieper de stilte hoor waarin de Last Post verdwijnt, dan beneemt me dat nog altijd de adem. Maar als ik mijn ogen opendoe en de vele militaire uniformen zie, dan snap ik ook waarom Unesco dit (nog) niet als (neutraal) Werelderfgoed erkent. Om de balans te herstellen ga ik steevast ook naar het Duitse Soldatenfriedhof in Vladslo, om stil te zijn in het gezelschap van de gebroken vader en moeder van Käthe Kollwitz.

          Als de stilte politiek geclaimd wordt of zelfs heilig verklaard, dan is er weinig ruimte voor gefluister in de marge

          De stilte van de Dodenherdenking in Amsterdam is wel erg geregisseerd, geritualiseerd en misschien ook gebetonneerd. Als het machthebbers zijn die beslissen wie, waar, wanneer en waarom stil moet zijn, dan komt er vroeg of laat een ogenblik waarop die stilte ter discussie staat.

          Ik ben fan van stilte. In een (soort van) ideale definitie: stilte als vrijplaats om open te staan voor de buitenwereld en ruimte te scheppen om te reflecteren. Als ik dat samen met anderen kan beleven, des te beter. Hoe meer zielen, hoe meer stilte.

          Maar ik ben me ook bewust van de problematische kant. Van Dale geeft bijvoorbeeld vooral negatieve definities van stilte: eigenschap van zonder beweging te zijn; toestand dat het niet of weinig waait, dat niemand geluid maakt, dat er niet gesproken wordt, afwezigheid van verkeer, vertier… Voor veel slachtoffers mag het net wat meer waaien, zeker als de stilte van bovenaf wordt opgelegd.

          “Silence encourages the tormentor, never the tormented,” zei de nazi-jager Elie Wiesel, toen hij de Nobelprijs voor de Vrede kreeg. Je leest het in de woordenschat: slachtoffers worden monddood gemaakt, wandaden doodgezwegen, potjes gedekt. Als stilte onderdrukt, dan is spreken – of schreeuwen – natuurlijk bevrijdend: inspraak krijgen, gehoord worden, een stem hebben. Eindelijk! Me Too! In die zin zijn stilte en lawaai politiek. “Who gets to make a noise and who doesn’t, who gets their voice heard and who doesn’t, who gets to listen and who doesn’t is of crucial importance,” schrijft David Hendy in zijn boek ‘Noise’.

          In Nederland wilde ‘Geen 4 mei voor mij’ lawaai maken tijdens een stille minuut, maar het kan ook omgekeerd. Tijdens de demonstraties in Turkije tegen de ontruiming van een centraal plein bleef eerst één choreograaf stil staan, en later vele anderen met hem. Een jaar nadat een storm over Pukkelpop raasde, vroeg zangeres Skunk Anansie om allemaal samen 20 seconden veel kabaal te maken, uit eerbied voor de slachtoffers.

          Respect kan stil of luid zijn. Wat telt is de intentie en de aandacht. En dat is zeldzaam in de swipende wereld.

          Hoe los je dat nu op in Nederland? Tja, tegelijk stil zijn en lawaai maken kan natuurlijk niet. Maar de lawaaimakers hebben wel een punt dat zelfs officiële stille minuten niet in stenen tafelen gebeiteld zijn. Discussie is goed, “de herrie brengt ons verder”, zegt Ilse Raaijmakers, die een boek publiceerde over de Dodenherdenking met de veelzeggende titel ‘De stilte en de storm’.

          Wellicht is het tijd om herdenkingen te her-denken met nieuwe vormen en gedachten. Ik zou het fijn vinden als dat in stilte blijft gebeuren. Ik denk aan de vierdaagse tocht IJzer 2018 waarbij ik vorige maand een stukje meefietste. Dichters hielden letterlijk halt in de berm. Ze lazen eigen gedichten en verzen van 100 jaar geleden voor, zowel van Vlaamse frontsoldaten, Britse war poetsals van ‘den Duits’ of van een Indiase dichter. We vielen daar met z’n allen voortdurend stil in de Westhoek. En dat zal me nog lang heugen.

          In mijn ideale wereld is stilte een vrijplaats, politiek niet te claimen, inclusief, een ruimte die de tegenstellingen overstijgt, niet verkaveld, van niemand en voor iedereen. You may say I’m a dreamer, but I’m not the only one.

            Stilte als voorwaarde voor actieve hoop • Waar rust de stilte?

            Stilte als voorwaarde voor actieve hoop • Waar rust de stilte?

            Ik kreeg een vraag om na te denken over het belang of de betekenis van de stilte. Ik ben er nog mee bezig. Met dat nadenken. Het dreef mijn moeder wel eens tot lichte wanhoop, toen ik nog echt een klein jongetje was, tijdens het eten. Op de vraag wat en of ik wou eten, antwoordde ik – naar waarheid natuurlijk – dat ik nog moest nadenken.
            Ik ben ondertussen een groot klein jongetje, en het is met dat nadenken niet echt veranderd. Nu ik elke dag voor mezelf kook, gaat de eetdialoog al wel een stuk soepeler. Er is enige wijsheid gekomen in mijn leven. Sommige gevechten met jezelf hoef je niet te blijven voeren. Met het ouder worden is de gulzigheid in mijn hoofd niet verminderd, maar nam wel het verlangen nog toe om even te mogen nadenken.

            Je zou het iemand als de Amerikaanse president wel toewensen. Zwijgen. Gewoon zwijgen, af en toe. Als een verslaafde junk kan hij als er volgens hem iets gebeurt hoogstens enkele fracties van seconden wachten om aan zijn volgende twittertirade te beginnen. En als er niets gebeurt, doet hij het ook. Hijzelf gebeurt dan, denkt hij.

             Stilte is niet gewoon de afwezigheid van lawaai of getier. Het is ruimte laten voor een plek waar je eigen rusteloze ego niet meteen die plek vult. Een plek is niet een nog niet ingenomen ruimte. Leegte is niet een nog niet gevulde kamer. Het klinkt wat zweverig misschien, maar de plek van de stilte is. Niet meer of minder.

            Als je niet de hele tijd roept, als je niet de hele tijd meningen spuit, als je niet de hele tijd onmiddellijk reageert, als je niet de hele tijd anderen aanvalt, als je af en toe gewoon zwijgt, om na te denken, kom je jezelf tegen. Meningen zijn heel belangrijk, in de zin van samen zoeken in de voortdurende dialoog naar waar de waarheid zich zou kunnen bevinden. En zoeken is belangrijker dan vinden. Maar om iets te begrijpen, heb je ook stilte nodig.

            Ik kan er met de jaren steeds minder goed tegen, die stortvloed van onmiddellijke meningen. Er gebeurt iets, en onmiddellijk hebben mensen hele analyses klaar of wijzen ze meteen een verantwoordelijke aan. Oef, daar zijn we vanaf, op naar de volgende mening. Die Italiaanse minister, naast het puin van die ingevallen brug. Hupsakee, het is de schuld van de Europese Unie. Scoren.

             Zou er ook enige deemoed mogen zijn? Zou je ook gewoon verslagenheid mogen laten zien? Kunnen we niet gewoon even zwijgen, uit respect voor mensen die hun leven hebben verloren? Daarna gaan we dan stap voor stap op zoek naar wat er gebeurde en waarom, met hopelijk genoeg ruimte voor twijfel en nuance in het zoeken, en met in dit geval ook oog voor de reële verantwoordelijkheid van de overheid. Sociale media bieden natuurlijk alle instrumenten om meningen tot een soort junkfood te maken. (Als de Amerikaanse president zelf wat minder junkfood zou eten, zou hij dan ook minder junkmeningen hebben? Wie weet?)

             Je krijgt altijd te horen dat je niet kunt ingaan tegen allerlei ontwikkelingen. Dat de dingen nu eenmaal zijn wat ze zijn. Politici en journalisten bewegen in een ongelooflijk hectische omgeving, waarbij je misschien al lang niet meer kunt zien wat waar begon. Maar ik zou het hun toch willen toewensen, dat ze af en toe de tijd en de kans krijgen om te zeggen dat ze iets nog niet weten, dat ze even moeten nadenken, dat ze hun twijfel mogen uiten.

             We zouden elkaar een beetje meer van die stilte moeten gunnen. We hebben, in een wereld die zelf in een duivelse versnelling lijkt te komen, nood aan stilte. Stilte is ook verwondering, de ruimte om het andere te kunnen zien in je hoofd en te voelen in je lichaam. Als je verslaafd bent aan het spuien van junkmeningen ben je misschien wel bang van de kwetsbare of gekwetste mens die je in de spiegel zou zien als je het even stil zou maken. Nochtans is het die mens die echt verbinding zou kunnen maken met andere mensen. Nochtans zou het eerlijk kijken naar je eigen kwetsuren kunnen voorkomen dat je anderen gaat kwetsen. (Ik moest er nog aan denken toen ik het zoveelste gruwelijke verhaal las van het massale misbruik in een deel van de Amerikaanse katholieke kerk. Stilte is geen opgelegd zwijgen over misbruik of wegkijken van je verantwoordelijkheid, stilte zou meer te maken moeten hebben met een aantal deugden die de kerk zogenaamd zou moeten verdedigen…).

             Stilte in tijden van klimaatverandering heeft denk ik te maken met verdriet. Als je echt probeert de omvang te begrijpen van wat er aan het gebeuren is, gaat het een beetje duizelen. Je voelt je mogelijk klein en machteloos tegenover iets dat zo groot lijkt. Het is een heel menselijk gevoel. Proberen dat gevoel niet te zien door te gaan hollen is dat ook. Er zijn mensen die het in negatieve zin doen, door te ontkennen dat er een probleem is, door te doen alsof het de ‘anderen’ zijn die het moeten oplossen, of zelfs door te zeggen dat het toch allemaal al om zeep is. Je snijdt zo de weg af naar de plek waar het stil is, en waar je alleen bent met die machteloosheid.

             Er zijn mensen die hun onrust vertalen in een even hollend en slopend activisme. Ze jagen elkaar op, en komen al snel dicht bij de uitputting. Het is ook een vorm om niet te hevig te moeten voelen dat je pijn hebt, dat je verdriet hebt, om een mooie planeet die gekwetst wordt, om de toekomst van je kinderen, om het onrecht. Het is me al vaak opgevallen bij mensen die heel sterk maatschappelijk geëngageerd zijn, dat ze het zo moeilijk vinden om gewoon te zeggen dat ze verdriet hebben. Het lijkt veiliger om die stilte voor te blijven, maar het put je wel uit. Af en toe gewoon de stilte aanraken, daar toelaten dat je verdriet voelt, en dat delen met anderen, dat maakt je niet banger, maar geeft je integendeel veel energie. Je ziet gemakkelijker hoe je verbonden bent met anderen, en het voelt goed om deel te zijn van het alternatief. De stilte is een voorwaarde voor een actieve hoop.

             Ik merk dat ik nog steeds aan het nadenken ben en via omtrekkende bewegingen in de buurt kom van wat ik misschien ga antwoorden op de vraag die ik kreeg. Misschien is stilte een te koesteren ecosysteem in ons lichaam. Misschien is stilte een mogelijkheid. Misschien is stilte een zachte daad van verzet in een wereld die steeds sneller vooruit lijkt te hollen. Misschien heb je soms stilte nodig, om daarna beter lawaai te kunnen maken en beter te weten waar je een verschil kunt maken. Misschien hoeven we niet bang te zijn van de stilte waarin we elkaar als gekwetste en breekbare mensen kunnen ontmoeten. Het helpt om samen te blijven dromen van verandering.

            Deze column verscheen ook in het tijdschrift MO.


             

              De stilte in de storm

              De stilte in de storm

              Stilte in tijden van klimaatverandering. Wat zou dat kunnen betekenen? Het is niet de plek waar je naartoe vlucht om weg te zijn van het lawaai. Het is niet het zwijgende niet willen zien wat er op ons afkomt. Het is niet het sluiten van je ogen voor wat onze kinderen door hun ogen zullen zien. Het is de plek waar je de hoop in je handen houdt.

              Het zijn boeiende tijden. Wereldwijd komen duizenden mensen, aangevuurd door de jongeren, op straat om een sterker klimaatbeleid te vragen van hun politici. Wat wetenschappers al jaren zeggen in hun rapporten die steeds duidelijker worden, voelen we in wat vroeger de zekerheid van de voorspelbare seizoenen was. Er kon veel gebeuren, maar je had het gevoel dat je erop kon vertrouwen dat de winter koud was, en dat daarna een frisse en dartele lente kwam, daarna een warme, maar niet al te hete zomer, gevolgd door een herfst die alles klaar maakte voor een nieuwe cyclus. We waren als mens een deel van het ritme van de natuur.

              In wat wetenschappers ondertussen het ‘antropoceen’ zijn gaan noemen, heeft de mens zelf dat ritme veranderd. Waar velen tot voor enkele jaren nog konden doen alsof de klimaatverandering iets van ‘ver weg’ was, is het dichtbij gekomen. In ons hoofd hoefden we niet te zien hoe onze ecologisch te zwaar wegende voetafdruk elders op de wereld zorgde voor een groeiende ongelijkheid. Nu de klimaatverandering ook hier zichtbaar is, zien we hoe hier eveneens de ongelijkheid in beeld komt.

              Het valt moeilijk te ontkennen dat de versnellende klimaatverandering veel te maken heeft met een welbepaald model van welvaart dat erg zwaar weegt op de planeet. Wetenschappers weten steeds beter waar de planetaire grenzen liggen en hoe ver ze ondertussen overschreden zijn. In landen als het onze was de economische groei in de naoorlogse periode indrukwekkend. Voor velen verbeterde het leven. Maar we kozen voor een weg die niet houdbaar is. We zijn ons model van produceren en consumeren ‘normaal’ gaan vinden, de na te streven norm voor iedereen. Maar nu men ook aan de andere kant van de wereld hetzelfde wilt, wordt acuut duidelijk dat er daarvoor geen ecologische ruimte is. De hele wereld op ditzelfde spoor willen zetten, zal onder meer zorgen voor een totaal oncontroleerbare klimaatchaos die de levenskansen van wie na ons komt fundamenteel bedreigt en die de ongelijkheid tussen rijk en arm, tussen ecologisch gulzig en de anderen, alleen nog verder vergroot.

              Niet alleen tussen maar ook binnen generaties zijn de kansen op een waardig leven niet rechtvaardig verdeeld. In een land als het onze kunnen we al lang niet meer zeggen dat het voortdurend aanzwengelen van een erg op consumptie gerichte manier van leven ons exponentieel gelukkiger heeft gemaakt, integendeel. Zelfs jonge mensen kampen met ernstige existentiële vragen over de zin van alles. Veel mensen kunnen de druk niet meer aan en worden ziek of stappen uit het leven. Achter het lawaai van het steeds sneller, steeds harder, steeds meer is er een soms pijnlijke stilte voor het verdriet en de pijn van wie niet meer mee kan. 

              De tijd die komt, de tijd die ons nog rest

              Wat de wetenschap ons duidelijk maakt, is glashelder: we hebben nog een tiental jaar om het roer echt om te gooien. Het is nog steeds mogelijk voor de mensheid om te kiezen voor een waardige welvaart voor iedereen, hier en elders, nu en later. We hebben de aarde van onze kinderen geleend, maar we gedragen ons vaak alsof we dat liever niet willen weten. We denken vaak op korte termijn, kijken naar onze directe omgeving, vinden vanzelfsprekend wat er is en kijken naar de toekomst als een soort eenvoudige verderzetting van het nu, alleen met nog wat meer van alles. De klimaatverandering daagt ons echter uit om breed te denken, op lange termijn, met een blik op de hele wereld en in systemen die erg complex geworden zijn. Op een begrensde planeet onbegrensd willen groeien is onmogelijk. Het is helemaal niet zo moeilijk om dat te begrijpen, en tegelijk is die eenvoudige waarheid erg bedreigend. Vanuit het voorruitperspectief van de auto van onze huidige gemiddelde manier van leven kijken naar de toekomst lijkt ons het idee van voorspelbaarheid te geven: we rijden gewoon verder op dezelfde weg. De planetaire werkelijkheid van dat geloof is evenwel heel wat minder stabiel. Doen alsof er geen grenzen zijn, betekent zelf de instabiliteit organiseren. We zouden de klimaatverandering moeten beperken tot 1,5°C maar zitten op een pad dat veeleer richting 3 of 4 graden gaat. Wat voorspelbaar leek, zal in dat scenario vooral neerkomen op grote disruptieve veranderingen, zoals het ineenstuiken van ecosystemen.

              Een deelnemer aan een Nederlandse klimaatmars vatte het goed samen. “Het is als in een strandstoel op het strand zitten terwijl er een tsunami aankomt en niet handelen, maar zeggen dat je blijft zitten omdat je tot 17 uur betaald hebt.”

              De klimaatverandering stelt ons op de proef. We moeten dingen toelaten in ons hoofd waar we misschien liever niet aan denken. We moeten het idee van grote veranderingen proberen te vatten, enerzijds in de zin van onze omwereld die heel snel in een totaal andere toestand zou kunnen komen dan de voorspelbare seizoenen die we vroeger hadden, anderzijds in de zin van snelle maatschappelijke veranderingen die op systemische wijze dingen bijsturen die we nu als ‘normaal’ of ‘verworven’ beschouwen. Die beide invullingen van verandering kunnen aanleiding geven tot angst. We zijn bij wijze van spreken in de ‘panische fase’ aanbeland. Je kunt in wezen niet meer ontkennen wat er aan het gebeuren is, maar je bent misschien nog niet in staat dat goed te laten doordringen, omdat het zo omvattend is. Dat is op zich een heel menselijke vaststelling. Alleen kunnen we niet zomaar aan het klimaat vragen om even tien jaar te wachten met veranderen tot wij klaar zijn met ons huiswerk. De fase waarin we vanop afstand konden kijken naar wat misschien op ons af zou komen is voorbij. We hebben erg veel tijd verloren. Nu zitten we stilaan in de storm, en kunnen we ons afvragen wat stilte betekent in de storm. Het is een andere stilte dan de stilte voor de storm… 

              Leven in waarheid

              Duizenden jongeren – geïnspireerd door een dapper klein meisje uit Zweden – trokken door onze straten. Ze vragen een sterker klimaatbeleid dat in staat is te doen wat volgens de wetenschappers nodig is om onze maatschappij weer op een veilig spoor te krijgen, richting 1,5°C. Ze laten zich horen, ze maken lawaai. Ze kregen respect en bewondering van velen. Het was alsof iets wat onder de oppervlakte aan het broeien was ineens naar buiten kwam. Hun protest leek niet te passen in de klassieke schema’s. Veel politici wisten en weten niet hoe ze met deze verontwaardiging moeten omgaan. Naast respect kregen de meisjes vooraan de telkens vredevolle manifestaties echter ook veel hoon en neerbuigend misprijzen over zich heen. Politici uit de generatie die verantwoordelijkheid draagt voor wat er nu fout gaat zeggen zonder schroom aan nog minderjarige medeburgers dat zij zelf moeten gaan studeren om de oplossingen uit te werken. Ze omschrijven de jongeren als “puberaal” en proberen hun protest te discrediteren. Je zou kunnen zeggen dat de jongeren een medeplichtig stilzwijgen verwerpen, maar misschien tegelijk wel iets vragen als de stilte die nodig is om even bij jezelf na te gaan hoe het komt dat zoveel goede bedoelingen en zoveel ‘we doen al heel veel’ er nog steeds niet toe hebben geleid dat onze maatschappij op een houdbaar en hoopvol spoor komt.

              Het klimaatdebat komt voor velen nu ineens ‘dichtbij’, terwijl al heel wat jaren duidelijk is hoe ernstig de situatie is en hoe snel onze mogelijkheden slinken om de uitdaging met relatief eenvoudige oplossingen aan te pakken. De negatieve reacties lijken varianten van ontkenning. Zeggen dat er niets aan de hand is. Zeggen dat het toch al te laat is. Zeggen dat alles in de toekomst wel zal worden opgelost door een technologie die er dan zal zijn. Zeggen dat het toch vooral de ‘anderen’ zijn die het moeten oplossen. Zeggen dat het inderdaad zeer ernstig is maar stellen dat je ‘de mensen’ toch niet kunt veranderen. Zeggen dat die “verwende jongeren” maar snel weer naar school moeten gaan, zodat het weer ‘rustig’ wordt en we niet meer te veel gestoord worden. Zeggen dat ‘men’ pas zal veranderen als het ‘echt erg’ wordt. Zeggen dat men al dat negatieve nieuws niet aankan en liever gewoon niet wil weten omdat het je depressief maakt.

              Het is zinvol in dit verband eens goed te kijken naar de woorden van Greta Thunberg, het meisje uit Zweden dat aan de basis lag van het mondiale protest. In haar speech tijdens de klimaatconferentie in Katowice zei ze: “We have to speak clearly, no matter how uncomfortable that may be. You only speak of green eternal economic growth because you are too scared of being unpopular. You only talk about moving forward with the same bad ideas that got us into this mess, even when the only sensible thing to do is pull the emergency brake. You are not mature enough to tell it like it is. Even that burden you leave to us children. But I don’t care about being popular. I care about climate justice and the living planet. Our civilization is being sacrificed for the opportunity of a very small number of people to continue making enormous amounts of money. Our biosphere is being sacrificed so that rich people in countries like mine can live in luxury. It is the sufferings of the many which pay for the luxuries of the few.” Tijdens het World Economic Forum in Davos zei ze dit: “Adults keep saying we owe it to the young people to give them hope. But I don’t want your hope, I don’t want you to be hopeful. I want you to panic, I want you to feel the fear I feel every day. And then I want you to act, I want you to act as if you would in a crisis. I want you to act as if the house was on fire, because it is.” En tegenover de Europese Commissie zei ze: “There is simply not enough time to wait for us to grow up and become the ones in charge.”

              Op een indringende manier doet Greta Thunberg een oproep om te ‘leven in waarheid’, zoals Václav Havel dat noemde. Om dat te kunnen, is er nood aan iets dat je als een stilte zou kunnen omschrijven. Een plek waar je niet wegvlucht in excuses of ontkenning. Een plek waar je je angst of je paniek het niet laat overnemen en die stilte laat overstemmen door het lawaai van cynisch of neerbuigend gebrul. Een plek waar je nadenkt over wat verantwoordelijkheid betekent in de werkelijke wereld van vandaag. 

              Bang voor angst

              De jongeren die in de manifestaties opstappen zeggen ons dat ze bang zijn. Het is opvallend hoe bedreigend dat blijkbaar is. Ofwel horen velen die woorden niet. Ofwel krijgen de jongeren meteen de paternalistische reactie dat ze niet bang moeten zijn, want dat de grote mensen al het goede doen voor hen. Uit de antwoorden daarop van Greta Thunberg en Anuna De Wever en de andere jongeren blijkt dat ze heel erg goed weten waar het over gaat en wat er op het spel staat. Ze hebben op een rustige manier de wetenschappelijke rapporten (wél) gelezen. Ze zeggen dat de volwassen politici “not mature enough” zijn om de planetaire waarheid echt onder ogen te zien. Die onvolwassenheid is ook een vorm van angst. Het is maar de vraag wie er puberaal is…

              Het is opvallend dat er in het debat heel veel geroepen wordt over de concrete maatregelen die nodig zijn en dat sommige politici met allerlei polariserende clichés liever andere politici aanvallen dan zelf op een rustige manier met voorstellen te komen. In die discussies zit er heel veel emotie en lawaai. Voor de meer stille emoties van angst, verdriet of wanhoop is er veel minder ruimte. Dat is misschien begrijpelijk, maar het is geen goed idee om die emoties te verzwijgen.

              Als je probeert in waarheid te leven, als je probeert door te laten dringen wat de klimaatverandering werkelijk betekent, dan kan dat aanleiding geven tot erg grote emoties. Tegenover die grote en zo complex lijkende vraagstukken kun je je heel erg machteloos voelen. Je voelt je als mens zo klein. In de wetenschappelijke rapporten lees je dat we al voorbij enkele cruciale ‘tipping points’ zijn. Je leest dat we nog een tiental jaar hebben. Je ziet dat allerlei gevestigde belangen proberen te voorkomen dat er fundamentele wijzigingen komen in hoe we leven, waardoor het steeds moeilijker wordt goede antwoorden te bieden. Je leest dat de klimaatverandering onomkeerbaar is, en aan je eigen omgeving merk je ook dat de vertrouwde zekerheid van vroeger, zoals in de seizoenen of de cycli van de regen, er niet meer is. Terug naar ‘vroeger’ kunnen we niet meer, een klimaatchaos vermijden kunnen we nog wel. We bevinden ons op onbekend terrein, terra incognita, en voelen ons onveilig, bang dat we geen controle meer hebben over ons leven, bang voor snelle verandering, bang dat die grote gevoelens ons zullen opslokken.

              Een eigentijdse vorm van klimaatontkenning is de ‘dwang tot optimisme’. We moeten optimistisch zijn omdat we optimistisch moeten zijn, omdat het blijkbaar zelfs een morele plicht is. Dit soort krampachtige dwang is misschien ook wel een vorm van vlucht van de stille plek waar je weerloos lijkt te staan tegenover die grote dingen. Misschien kan hier Václav Havelook inspireren: “De mate van hoop in deze diepe en intense zin is niet de mate van onze vreugde over een goede gang van zaken en van onze wil in ondernemingen te investeren die zichtbaar tot snel succes leiden, maar eerder de mate van ons vermogen ons voor iets in te zetten omdat het goed is, en niet alleen omdat het gegarandeerd succes heeft. Hoe ongunstiger de situatie waarin onze hoop overeind blijft, des te intenser is deze hoop. Hoop is niet hetzelfde als optimisme. Het is niet de overtuiging dat iets goed afloopt, maar de zekerheid dat iets zin heeft – ongeacht hoe het afloopt. Ik denk dus dat wij de meest intense en de belangrijkste vorm van hoop uit ‘het bovenzinnelijke’ putten: de enige vorm van hoop die ons ondanks alles overeind weet te houden en tot goede daden weet aan te zetten, en de enige echte bron van de grootsheid van de menselijke geest en van het menselijke streven. En deze hoop is het ook die ons de kracht geeft te leven en het steeds opnieuw te proberen, ook al zijn de uiterlijke omstandigheden zo uitzichtloos als hier te lande.”

              Verdriet dat stroomt

              Wat doe je als probeert met open ogen de klimaatverandering en de mogelijke impact ervan te zien en te laten doordringen? Het kan zijn dat je kiest voor een slopend activisme dat je uitput en ten slotte bitter maakt. Uit angst dat de dingen je gaan overspoelen kun je je ook afsluiten van alles. Het kan zijn dat je cynisch wordt, omdat het toch al ‘te laat’ is. Daarmee zeg je dan eigenlijk dat niets zin heeft, dat niets van waarde is. Het kan zijn dat het je te veel wordt en dat je uit het leven stapt.

              Een andere houding is dat je probeert in al je breekbare naaktheid in die stilte te gaan staan, daar waar je illusieloos naar de dingen probeert te kijken. Daar kun je proberen te zien, hoe moeilijk ook, dat het wel degelijk fout zou kunnen gaan. Daar kun je proberen te zien hoe de wereld werkelijk zal zijn voor jouw kleinkinderen als we effectief op een pad van 3 of 4 of 5 graden Celsius terechtkomen. Daar kun je dan proberen het verdriet toe te laten.

              Over verdriet en het toelaten ervan zegt Joanna Macy het volgende: “Ten eerste merken we dat we niet alleen staan, dat anderen dit ook ervaren. Negatieve emoties worden in onze samenleving vaak gepathologiseerd: er is iets mis met jou als individu, misschien moet je wel aan de antidepressiva. Maar de pijn die we voelen is een gezonde en universele reactie. Daarnaast ervaren we dat alle emoties stromen. Als we bij onze woede of angst blijven, merken we dat we er niet aan onderdoor gaan. We leren onze veerkracht kennen en worden minder bang voor deze emoties. Bovendien ontdekken we dat er een diepere laag onder zit. De pijn die je voelt komt voort uit de diepe liefde die je hebt voor de wereld. Het is een uiting van onze intrinsieke verbondenheid. Als we dit erkennen en herformuleren als compassie, geeft dat ons veel nieuwe kracht die we in kunnen zetten om de wereld te helen.”

              Het valt op dat verdriet misschien wel in het algemeen en zeker ook in de klimaatdiscussie een soort taboe is. Verdriet is in wezen een heel gewone emotie, ook al kan ze heel moeilijk zijn. Het kan zijn dat je meer energie nodig hebt om ten koste van alles te voorkomen dat je verdrietig wordt, omdat je denkt dat het je zal overspoelen (als een tsunami). Als je echter een manier kunt vinden om je verdriet zachtjes toe te laten zonder het vast te houden, het verdriet om die mooie aarde die sterft, het verdriet om de zee die ziek is, het verdriet om je kinderen en de angst die zij mogelijk zullen voelen, … dan kan het zijn dat je geen tsunami voelt, maar iets als een rivier. Je voelt het verdriet door je heen stromen, en daarin voel je ook dat je leeft. Als je toegeeft dat je verdriet hebt om de aarde, voel je eigenlijk dat je een deel bent van die aarde. De rest van de natuur is niet zomaar het ‘andere’, het is een deel van jezelf. Het besef dat je als mens de bomen meer nodig hebt om zelf te leven dan omgekeerd, maakt je nederig en dankbaar. In die rivier kun je dan tegelijk veel innerlijke rust en energie vinden om door te gaan. In die rivier voel je je diepe verbondenheid, met wie naast je staat, wie aan de andere kant van de wereld woont, wie nog moet geboren worden, maar ook met die aarde van wie je – of je nu gelovig of spiritueel bent of niet – in de feiten toch een deel bent.

              Het is helemaal niet nodig om dezelfde levensbeschouwing te delen. De een is gelovig, de ander niet. De een zal haar of zijn spiritualiteit verbinden met welbepaalde tradities, de ander wil het bewust heel erg vaag en open laten. Beelden of woorden als de zee of de rivier zijn geen doel op zich, enkel hulpmiddelen om dichter te komen bij de dingen die ons verbinden en bij een laag van ons menszijn die niet altijd ruimte krijgt. Het is een taal die ieder voor zich mogelijk anders kan invullen, het is een uitnodiging. (In het besef van de taligheid van dat alles gaat deze tekst verder door, als een voorzichtig zoeken.)

              Samen de rivier kunnen delen, samen het verdriet dragen, het geeft je ook samen de kracht om te handelen. Als je op een of andere manier – ook al is het maar een beeld in je hoofd – de pijn kunt voelen van de aarde, dan kun je misschien ook ervaren dat de aarde jouw verzet voelt. In je verdriet voor de zee die aan het sterven is zit ook de zorg ervoor, en zo kun je voelen dat de zee je de energie geeft om in de echte wereld actief te zijn, elke dag opnieuw. Daarover gaat het idee van ‘actieve hoop’. Voor hoop heb je niet de zekerheid nodig dat het zal lukken. Hoop kan er in de storm maar zijn als je je bewust bent van de ernst van de situatie en die ook onder ogen ziet. Hoop is geen vlucht in een krampachtig optimisme. Die ‘illusieloze’ hoop kan je zacht maken vanbinnen, kan je rust geven, kan je zo vrijer maken van de rusteloze consumptiedwang en van het panische geloof dat we niet anders kunnen dan steeds harder vooruit hollen op de weg die ons in deze moeilijke situatie gebracht heeft. Die hoop kan een binnenklimaat creëren dat ons de rustige kracht geeft om nooit cynisch te worden en authentiek te handelen in het buitenklimaat.

              Stilte in tijden van klimaatverandering, kansen voor een maatschappelijke beweging

              Krijgen onze jonge mensen de kans om echt rustig te praten over hun angst en hun verdriet? Geven we hun de ruimte waarin ze breekbaar mogen zijn en waarin we echt luisteren naar hun breekbare verontwaardiging? We kunnen als volwassenen waarschijnlijk enkel echt luisteren als we bereid zijn om zelf ook kwetsbaar te worden. Misschien hebben we jarenlang nooit erg nagedacht over iets groots als de klimaatverandering. Misschien hebben we een leven van maatschappelijk engagement achter de rug en hebben we soms het gevoel dat we een beetje moe gestreden zijn. Misschien voelen we ons eenzaam in onze persoonlijke strijd voor een rechtvaardige wereld en dreigen we te vergeten waarom we er ooit mee begonnen.

              Een maatschappelijke beweging voor stilte zou als doel kunnen hebben om die plek te zijn waar die breekbare maar ook helende ontmoeting mogelijk is. Stilte krijgt daar een betekenis als een vorm van actieve hoop. Stilte is zo meer dan enkel een stille plek, weg van alles, waar je tot rust komt. Stilte is ook niet de plek waar je naartoe vlucht (met het vliegtuig) om weg te zijn van de wereld, of zelfs te wachten en toe te kijken hoe het elders fout gaat. Stilte is niet je terugtrekken uit de samenleving en je ogen sluiten voor het reële lijden dat er nu is en dat zal komen. Stilte is niet de groeiende ongelijkheid ontkennen binnen en tussen generaties. Stilte is geen schuldig verzuim.

              We leven in een tijd waarin we voor nooit eerder gezien uitdagingen staan. Dat kan ons verlammen, maar we kunnen ook beseffen dat er nooit eerder geziene mogelijkheden zijn. Daarvoor kunnen we dankbaar zijn. We kunnen anders leren kijken. In plaats van de angst die ons platwalst, kunnen we de energie voelen als we beseffen dat we deel zijn van het alternatief. Zodra je ziet hoe panisch het ‘gangbare’ of ‘normale’ voortjaagt op de enige snelweg die er zogenaamd zou zijn, kun je ook de rustige moed vinden in een innerlijke rust en overtuiging en kun je een grote vrijheid veroveren waarover anderen geen macht kunnen krijgen.

              Stilte is in deze redenering een plek waar je naartoe kunt gaan om in de wereld te zijn, niet om eraan te ontsnappen. We weten niet of het zal lukken de volgende jaren om de immense maatschappelijke transformatie die nodig is in gang te zetten. We weten niet of we als mensheid erin zullen slagen een gevaarlijke en ontwrichtende klimaatchaos te vermijden. Het kan zijn dat het niet lukt. Een maatschappelijke beweging voor stilte kan in dit hele proces een belangrijke rol spelen door concrete plekken te creëren waar het niet zozeer gaat over alle concrete beleidsmaatregelen die nodig zijn om bv. ons economisch systeem om te vormen, een landbouwsysteem uit te werken dat zich ontwikkelt binnen de planetaire grenzen, een sociale bescherming op te bouwen die de transitie rechtvaardig kan maken, … Het gaat erom te zien dat we hele mensen zijn, verbonden met elkaar en met de rest van de natuur. Doen alsof de grote emoties die we voelen bij het besef van de omvang van de klimaatverandering dingen zijn die we moeten opsluiten zal ons niet helpen. De uitdagingen zijn groot. De risico’s maar ook de kansen zijn groot. De moed die we nodig zullen hebben om in de storm te kijken zal ook groot moeten zijn. En voor die moed hebben we stilte nodig, een plek die we kunnen voeden en koesteren met elkaar. 

              De bom valt nooit

              Laten we dus praten met elkaar over onze angst en ons verdriet. Misschien is een deel van onze angst trouwens wel de angst voor de verbeelding. Veel mensen beseffen wel dat we gemiddeld een manier van leven hebben die niet houdbaar is. We weten wel dat de klimaatimpact van het snelgroeiende vliegverkeer te groot is, maar we vinden het zo moeilijk om het alternatief te denken. We weten dat het anders moet, maar we zeggen al snel “dat je de mensen toch niet kunt veranderen”. Het voorruitperspectief van steeds meer, steeds sneller, steeds gulziger maakt ons niet noodzakelijk gelukkiger, maar we vinden het moeilijk om onszelf op een andere plek te denken dan op die snelweg. Het doet een beetje denken aan dat liedje van Herman Van Veen uit de tijd van de rakettenbetogingen, met een tekst van Willem Wilmink: “Maar zal de bom echt niet vallen? Wat moeten we dan met z’n allen? Zolang een toekomst ons ontbrak, leefden wij dood op ons gemak. ( ) Nu keert men heel ons leven om en brengt paniek in onze tent. Wij hielden zo van onze bom, we waren zo aan hem gewend.”Misschien is de angst voor het verlies soms wel even groot als de angst voor het alternatief. Om jezelf open te stellen voor de storm en wat die betekent moet je immers kwetsbaar durven zijn. In die kwetsbaarheid kunnen we ons met elkaar verbinden en kunnen we elkaar echt ontmoeten. Daar kunnen we zien wat we delen met elkaar.

              Als jonge en oude mensen van vandaag elkaar een plek kunnen geven waar ze kwetsbaar kunnen zijn en die stilte kunnen ervaren in de storm die zich klaarmaakt, kunnen ze de energie vinden om te doen wat nodig is. Dat zal voor iedereen iets anders kunnen zijn. Het besef dat je elke dag opnieuw mag beginnen en dat je houding tegenover de dingen mee bepaalt of je troost en kracht kunt vinden maakt je sterker tegenover de verleiding van het cynisme. De klimaatopa die zijn hele leven maatschappelijk actief was kan kijken door de ogen van het angstige en verontwaardigde klimaatmeisje, en omgekeerd. Beiden zullen zich zo minder eenzaam voelen, meer gedragen. De stilte die daarvoor nodig is kan ons helen. In de storm. 


               

                Meditatie is heel eenvoudig

                Meditatie is heel eenvoudig

                “Meditatie is heel eenvoudig. Het is gewoon gaan zitten en met je aandacht blijven bij wat er is. Wat je hoort hoor je, wat je ziet zie je, wat je voelt voel je, wat je denkt denk je. Wat er is, is er. Hou niets vast en hou niets af. Je kunt het niet goed doen en niet slecht doen. Je kan er niet in leren en niet in vooruit gaan. Wat er is kan op ieder moment anders zijn. Kennis en ervaring zijn hier irrelevant. In die zin kunnen er ook geen leraren of meesters zijn. Niemand is een autoriteit in wat hier en nu is.”

                Dit is, in eigen woorden weergegeven, de meditatie-instructie waarmee ik zelf jaren geleden ben beginnen zitten. Het is de instructie waar ik telkens weer bij terugkom.

                Toegegeven, ik heb veel andere instructies uitgeprobeerd. Ik heb mijn adem gevolgd, mijn adem geteld. Ik heb met mu gezeten, tot ik helemaal mu werd, met talloze andere koans gezeten. Bodyscans gedaan. De activiteit van mijn geest benoemd. Naar de geluiden van de wereld geluisterd, tot het onderscheid tussen de luisteraar en de sirene van de voorbijrijdende ambulance wegviel. Loopmeditatie, in het bos of thuis midden in de nacht met een baby in de armen, na de voeding, tot we samen een boertje deden waarna ik hem veilig weer in de wieg kon leggen. Ik heb gezeten, gezongen, gedanst en gesprongen. Toch kom ik steeds weer bij deze oorspronkelijke instructie uit.

                Ze draagt de typische retoriek van zen in zich: onmiddellijk naar het hart van de zaak. Geen omwegen, geen zijwegen. Rechttoe, rechtaan. Dat heeft zijn voor- en nadelen. Niet eerst jaren je concentratie trainen om dan naar de volgende stap over te gaan. Er valt zeker iets voor dat laatste te zeggen. Maar het is ook niet onlogisch dat een volwassen westerling hier een ander curriculum volgt dan een achtjarige jongen die in een klooster in Azië zijn monastieke training aanvat. Ons schoolsysteem legt de lat ook erg hoog als het op concentratie aankomt en is op zich al een intense training. Leerlingen die hier te veel moeite mee hebben, geven we medicatie die in een andere context, wielrennen bij voorbeeld, als doping gezien wordt. Deze instructie gaat er van uit dat ze geschikt is voor de gemiddelde westerling, inclusief de gemiddelde ADHD’er.

                Een risico van de retoriek van onmiddellijk naar het hart van de zaak gaan, is van er onmiddellijk naast te zitten, zonder dat je het door hebt. Ik heb vaker meegemaakt dat iemand die al jaren zen beoefende, in de war raakt bij de eerste bodyscan en plots de pijn en onrust in zijn lichaam ontdekt. Daarom is het altijd goed je ervaring te delen met anderen, met of zonder lange meditatie-ervaring.

                Deze instructie staat haaks op hoe we gewoonlijk met de werkelijkheid omgaan (en ook moeten omgaan). Als je de straat wil oversteken en er komt een auto aan zeg je niet: ‘wat er is, is er’. Je wacht tot de auto voorbij is en je veilig kunt oversteken. In het conventionele perspectief zijn er nuttige en onnuttige gedachten, heilzame en onheilzame emoties. Daarom vraagt meditatie om een veilige plek. Een plek die veilig genoeg is om het conventionele perspectief los te laten en toe te laten wat er is. Een mat met een kussen kan genoeg zijn. Een groep mensen die samen zitten kan helpen om te blijven zitten (ook op die ogenblikken dat je liever gillend zou willen wegrennen). Het vertrouwen van iemand die hier zelf mee vertrouwd is, kan een grote steun zijn.

                Dan kun je, in een psychologisch jargon, terugschakelen van je doemodus, van ‘discrepancy based processing’, naar je zijnsmodus. Als je een boeddhistisch jargon verkiest: de sequentie doorbreken die leidt van vedana (voelen) naar tanha (dorst) naar upadana (grijpen) naar bhava (worden). Maar het jargon is niet belangrijk, het doen wel. ‘Gewoon gaan zitten en met je aandacht blijven bij wat er is’.

                Als je het doet, wat gebeurt er dan? De instructie houdt een principiële onzekerheid in. ‘Niemand is een autoriteit in wat hier en nu is.’ Moeten we de vraag dan onbeantwoord laten? Het is het dilemma dat Ruusbroec beschrijft als hij zegt: ‘God schouwen kan niemand leren’. Er kunnen geen leraren of meesters zijn. Toch kiest hij ervoor om erover te schrijven, niet om het iemand te leren maar om hen die het herkennen een hand te reiken. Wat volgt gaat dus over wat zou kunnen, niet over wat zou moeten. Bij het minste ‘zou moeten’ creëer je weer discrepantie.
                Daar zit je dan met de intentie om niets af te houden en niets vast te houden. En wat merk je? Je geest trekt zich van die hele instructie niets aan. Je geest zit geen seconde stil. Hij genereert een massa nonsens. Hij genereert leuke fantasieën die je liever zou willen vasthouden. Hij genereert angst of verdriet of woede, gedachten en gevoelens die je liefst zo snel mogelijk weg wil hebben. Als je de verwachting had je ‘ware zelf’ tegen te komen, is dit het moment om een aantal illusies te laten varen.

                Maar de instructie is duidelijk. ‘Wat er is, is er. Hou niets vast en hou niets af.’ Dit is wat er is. Dit is meditatie. Je moet niets anders zijn dan wat je nu bent. Er is geen ware zelf buiten dit. Daarom is meditatie een act van mateloze liefde. Vaak ervaren mensen dit als volkomen zinloos. Dat is het ook, toch als je zin definieert als de discrepantie tussen waar je nu bent en waar je zou moeten zijn. En juist daarom doen we het.

                Niet alleen de alledaagse werking van je geest wordt zichtbaar. In onze doemodus zien we alles in functie van het doel waar we naar toe werken. Wat daarbuiten valt ontgaat ons. Dat wordt weer zichtbaar als je stopt en je geest opent. Dat kan tegenvallen. Een oud verdriet waar je dacht overheen te zijn. Wroeging, woede over dingen die nooit hadden mogen gebeuren. Pijn, vermoeidheid, ontevredenheid en frustratie over je huidige leven. Het dient zich allemaal ongegeneerd aan. Het is niet enkel kommer en kwel. Het kan ook een diepe vrede en rust zijn. Blij om even verlost te zijn van de druk van de dagelijkse beslommeringen. Het hoort er allemaal bij. Vooral de echt moeilijke dingen spelen ons hier parten. De angst hiervoor houdt ons van ons meditatiekussen weg: ‘O nee, niet opnieuw’. Wat er is, is er. Daar hoort onze angst en weerstand ook bij.

                Als je de moed hebt om te blijven zitten met wat zich aandient, merk je ook dat zich dingen aandienen waar je niet direct woorden voor hebt. Vaak ervaren we dat als een grotere gevoeligheid. Tijdens de loopmeditatie buiten in het bos voelen we ineens de sfeer van het bos heel anders aan. Of we worden heel gevoelig voor de mensen om ons heen. Op een intensieve retraite kan het gebeuren dat het verdriet van een andere deelnemer gaat resoneren met je eigen verdriet. Iemand noemde het in het Duits ‘dünnhäutig’, letterlijk ‘dunhuidig’. Alsof je vel veel gevoeliger en transparanter geworden is. Of je kunt overvallen worden door een onbestemd besef van weemoed, van futiliteit, vergankelijkheid, zinloosheid. Veel van die sensaties vallen buiten onze gebruikelijke kaders en woordenschat. Daarom benoemen we niet. Het nadeel van benoemen als meditatietechniek is dat je alles wat komt, vastbindt op het Procrustesbed van het bekende.

                Als je kijkt en kijkt en blijft kijken wordt er nog iets anders zichtbaar. Alles wat zich aandient, dient zich aan in een weidse open ruimte. Als ik verdriet heb (vervang gerust door je emotie naar keuze) kan het zijn dat het mij zo in beslag neemt dat ik die ruimte niet meer zie. Er is enkel nog verdriet. Maar als ik goed kijk en open blijf, is er die weidse open ruimte waarin het verdriet plaatsvindt. Het is in die ruimte waarin verdriet opkomt, wegebt, terugkomt en weer verdwijnt. Deze ruimte gaat vooraf aan alles wat komt. Binnen die ruimte ontstaan en vergaan dingen. Voor de ruimte zelf is er geen ontstaan en geen vergaan. In de Palicanon vinden we termen als ajata (niet geboren), amata (niet sterfelijk), asankhata (niet geconstrueerd).

                Het is deze ruimte die al het voorafgaande draaglijk maakt. Zonder deze ruimte is het verdriet, de pijn van het leven, de schijnbare zinloosheid ondraaglijk. Gezien in het licht van deze ruimte is er verdriet en vreugde, zin en zinloosheid. Deze ruimte is openheid, leven, moed. ‘Je kunt er niet uitvallen.’ Deze ruimte is mededogen. Alles heeft er zijn plaats. Soms voelt meditatie als thuiskomen. Soms is het enkel vervelend, lastig en je vraagt je alleen nog maar af wat je daar zit te doen. Maar ‘wat er is, is er’. In die weidse open ruimte is dat allemaal welkom, ben jij welkom met dat allemaal. Daarom is de bereidheid voldoende. De bereidheid om wat er is, wat er ook is, welkom te heten. Mededogen is die bereidheid om toe te laten en te verwelkomen.

                De instructie eindigt met twee waarschuwingen:
                Je kunt er niet in leren en niet in vooruit gaan. Een valkuil is de gedachte: ‘ik wil het allemaal wel toelaten, maar gaat het dan ook echt over?’ Het is alsof iemand zou zeggen: ‘je bent helemaal welkom met je verdriet, als het maar snel voorbij gaat.’ Dat is niet de bereidheid waar we het over hebben. Dat is geen mededogen. Soms zie je mensen zichzelf forceren om doorheen de angst en de weerstand naar de pijn toe te gaan, als was het een soort therapie. ‘Dan zal ik eindelijk van die pijn verlost zijn.’ Zo schieten we terug in onze discrepantiemodus. Meditatie is geen self improvement.
                Een meer subtiele variant is de verwachting dat de pijn, woede, angst, verdriet … zal transformeren in iets hoger, dieper, mooier, in ieder geval iets minder lastig. Er is zeker transformatie, maar het is niet de inhoud die transformeert, het is onze houding. De transformatie zit in de bereidheid. Die bereidheid is een persoonlijke keuze. Deze keuzevrijheid kan niemand jou ontnemen.

                In die zin kunnen er ook geen leraren of meesters zijn. Een andere valkuil is de gedachte dat die weidse open ruimte maar toegankelijk is voor de happy few. Voor hen die er echt in geslaagd zijn na jarenlang hard geoefend te hebben, enkelingen die alles opgegeven hebben voor hun meditatiebeoefening. Dat is niet zo. Die open ruimte is er gewoon, nu, hier. Er is niets bijzonders aan. Dit is niet het monopolie van priesters, meesters en andere thaumaturgen. Iedereen heeft hier weet van, of je nu mediteert of niet. Maar we zijn er weinig mee vertrouwd en we missen er de woorden voor. Door te zitten met deze instructie creëer je een veilige open ruimte die je toelaat hiermee vertrouwd te worden. Als het woord leraar hier zin heeft dan is het in de betekenis van iemand die hier vertrouwd mee is en van daaruit vertrouwen schenkt. De leraar geeft uit eigen overvloed. Vertrouwen vragen is enkel een uiting van gebrek aan vertrouwen.

                Vertrouwen is waar je uiteindelijk bij uitkomt. Je dacht van alles te vinden: gemoedsrust, een uitkomst voor je zorgen, geluk, een bijzondere ervaring, misschien zelfs ‘verlichting’. In de plaats daarvan vind je vertrouwen. ‘Op zoek naar oud ijzer vind je goud’, schrijft Wumen in zijn ‘Poortloze Poort’.


                 

                  De droomgaard: een stilteplek als toevlucht

                  De droomgaard: een stilteplek als toevlucht

                  Burn-out is geen ziekte, maar door het te medicaliseren en allerlei professionele hulpverleners in te schakelen wordt het dit wel. Burn-out wordt dus te dikwijls ‘gemedicaliseerd’. Aanpak op individuele basis, méér lijkt er niet aan de hand! Ondertussen weten we dat er wél een maatschappelijk probleem groeiende is: een globale burn-out, une maladie du civilisation. Ruim 70% van de klachten in een huisartsenpraktijk hebben met allerlei vormen van ‘vermoeidheid’ te maken. Naast direct aantoonbare redenen zoals virale infecties, zijn er heel dikwijls aan werk- én levensstress gerelateerde oorzaken.
                  Het lijkt voor vele mensen moeilijker en moeilijker om met die snelboot die werk en leven opleggen, mee te kunnen. Velen vallen uit de boot, sommigen springen er uit. En de reddingsboten zijn al overvol. En hoe houden de ‘redders’, de hulpverleners het dan vol?

                  Vergeet je niet te leven
                  dacht ik laatst
                  de tijd hield stil
                  een adempauze even

                  en als je nu eens zonder haast
                  buiten de tijd om wil
                  slagbomen neergelaten
                  dolgedraaide wijzerplaten

                  onder je door of langs je heen
                  ze laat voor wat ze zijn en dan
                  meer lucht en ogen van

                  het goede aardse zien
                  een beetje ruimte worden en misschien
                  iets meer gericht alleen

                  — Kees Hermis

                  Ook waterdragers krijgen dorst: wat herstelt mij?
                  Père Gilbert – je weet wel, de priester die ook het huwelijk van Claire en prins Laurent inzegende – werkt in de Franse hoofdstad met probleemjongeren. Na zes weken intensief werken, trekt hij zich voor een week terug met zijn hond in de bossen rond Parijs.

                  Wil Derkse, schrijver van het boek Een levensregel voor beginners, trekt zich regelmatig terug in de abdij van Slangenburg om te bezinnen en tot rust te komen.
                  Ook een arts kiest zo z’n toevlucht, een plek waar het goed is om te verblijven en op adem te komen. Zelf – na het overlijden van mijn vriend-arts Geert Raes, acht jaar geleden – besliste ik om een stuk grond te kopen en er een boomgaard aan te leggen. Het leven ging mij te snel, te ondoordacht. Ik had nood aan rust en reflectie. Ik miste de natuur, de voeling met de seizoenen en het werken met mijn handen. De boer in mij werd wakker.
                  ‘Stoppen en stilstaan,’ zei Edel Maex mij, ‘daar begint het…’

                  Het concept droomgaard
                  Mijn vader vervloekte het om naar het rusthuis te gaan. De verhuis was moeizaam – je laat veel achter, maar wat neem je dan mee? Zo zijn er onder andere enkele boeken meegegaan. Op bezoek bij hem sloeg ik eens het boek van Dorothee Sölle open: God heeft mensen nodig. Daarin beschreef de Duitse protestantse theologe dat we allemaal mede-scheppers zijn aan een onvoltooid stuk. En dat het Hebreeuwse woord ‘paradijs’ in oorsprong letterlijk ‘omheinde boomgaard’ betekent. ‘Een omheinde boomgaard’, schrijft ze verder, ‘die je bewerkt, niet exploiteert, waar je met zorg voor de aarde iets creëert, en waar je samen werkt, deelt en geniet. Een boomgaard die je goed doorgeeft aan de volgende generatie.’ Wat een mooie metafoor, dacht ik toen.

                  Boomgaardgesprekken
                  ‘Stoppen en stilstaan,’ zei Edel Maex mij, ‘daar begint het…’ Ik dacht terug aan Edel Maex, toen hij vertelde hoe mindfulness hem had geholpen evenwicht en innerlijke rust te vinden. Door die ontdekking wou hij ook andere mensen laten kennismaken met deze methodiek en leefwijze, die bij hemzelf zoveel had veranderd. Hij startte zijn cursussen.
                  In mijn eigen zoektocht naar rust, stilte en reflectie had ik een boomgaard aangelegd. En langzaam groeide die tot een omheinde boomgaard, waar ik vaker wilde zijn en werken. Het idee om hier mijn burn-out coachingsgesprekken te doen groeide… Aanvankelijk wat aarzelend: kon dit wel, is dit professioneel, gaan de mensen zich kunnen focussen en niet afgeleid zijn…? Toch was er geen betere plek om tot rust te komen, om met alle zintuigen terug te ademen en gewaar te zijn. Hier ten volle aanwezig zijn, koste me minder moeite en de plek zelf gaf me rust, stilte en energie.
                  In het herstelproces van mijn patiënten zag ik doorheen de gesprekken die we voerden, ook hun nieuwsgierigheid en verbazing groeien voor alles wat ze rondom zich zagen (en soms proefden). En dit in de mate dat ze zelf langzaamaan herstelden en zich terug openden naar hun omgeving.

                  De hemel geeft
                  wie vangt die heeft

                  — Toon Hermans

                  Herstel
                  Er zijn vele opties mogelijk als je iemand met burn-out wilt begeleiden. Oplappen om terug naar het werk te gaan is er slechts één van. Herstel betekent echter voor mij ook: her-stel, her-positionering. Ik daag de mensen dan ook uit om andere keuzes in hun leven te maken. Eerder voor minder, dan voor meer te kiezen. En ook bewust terug te kijken naar hun oorspronkelijke droom. Maar ook naar het grotere geheel en zich terug vrij te maken – ja, velen zitten in een gouden kooi! – en zelf opnieuw de regie te nemen over het eigen leven. Met geduld en mededogen.

                  Hofarts
                  ‘Stoppen en stilstaan,’ zei Edel Maex mij, ‘daar begint het…’, en ook doorgeven waar je zelf beter en gelukkiger van wordt. Want dat is de vraag die collega’s mij stellen: waarom raken sommige artsen nooit burn-out? Hoe houd jij je eigen bijl scherp? Ben je bewust met eigen motivatie bezig? Wat beschouw jij als je kerntaak? Welke dimensie wil jij in je werk aanbieden? Niet alleen in je werk, maar in je hele leven.
                  De Amerikaanse psycholoog Cary Cherniss heeft via onderzoek vastgesteld dat stress en werkdruk op zich niet tot een burn-out leiden, wel als je de moeite, de last en de pijn voor je taak niet langer kunt opbrengen. ‘To sacrifice yourself’ – hij bedoelt dat je weet wat je doet en ook waarom je het doet – maakt dat mensen, zolang ze motivatie en betekenis vinden in hun werk, lang kunnen doorgaan. Ze overstijgen hun eigen persoon en krijgen energie. Misschien is dat het verschil tussen artsen die wel of niet in een burn-out raken.
                  Ik ben dus gaandeweg ‘hofarts’ geworden en biedt boomgaardgesprekken aan mensen die in een burn-out geraakt zijn in hun werk of hun leven. En voor mijn eerste kleinkind, Louise, ben ik ondertussen ‘boom-pie’.


                   

                    Stilte als toegang tot de nieuwe fysica?

                    Stilte als toegang tot de nieuwe fysica?

                    Onze ratio en onze emoties doen de wereld vastlopen. Redding en een nieuwe toekomst lijken alleen mogelijk door onszelf te overstijgen. Misschien is het dat wat ons onbewust naar stilte doet verlangen. Kunnen stiltegebieden toegang bieden tot een hogere werkelijkheid?
                    Onze werkelijkheid zoals we haar dagelijks beleven is zeer beperkt. Er is oneindig meer mogelijk. De quantumfysica bevestigt wetenschappelijk wat mystici en kunstenaars al veel vroeger ervaren hebben: er is een ruimere werkelijkheid. De toegang ertoe is voortaan niet meer voorbehouden aan mystici.

                    Over stilte en stilstaan

                    Fysieke stilte is een basiselement voor reflectie. De magie van de stilte is dat ze toegang verleent tot een andere werkelijkheid. Ze doet ons iets, zonder dat we met ons verstand weten wat. Het is niet de stilte zelf die ons bevrijdt en vooruit helpt. Maar zij is wel een krachtige hulp bij ons proces van bewustzijnsontwikkeling. Ze werkt alleen bij mensen die er ontvankelijk voor zijn. Anderen worden er misschien juist onrustig van en vervelen zich.

                    Waar het over gaat, is stilstaan en tot onszelf komen. Niet meer hollen, maar stilstaan, rust toelaten. Verstand op nul en laten komen wat komt of niet komt. Alles loslaten. Even wat geestelijke moeite doen om moeiteloos te worden. De geest laten leeglopen en uit die leegte toegang krijgen tot onze eigen innerlijke bronnen, inspiratie en oplossingen.
                    Een natuurlijke omgeving hoort er meestal bij. De rust van een zomeravond op het platteland. De ochtendstilte op de boerderij met alleen het ongehaast gekraai van een haan. De overweldigende stilte van een adembenemend alpenpanorama. Het oneindig weidse panorama vanop onze eigen bergen en heuvels. De geborgenheid onder hoge bomen die hun kruinen even laten ritselen in een avondbries. Goethe kende het: ‘Über allen Gipfeln ist Ruhe.’ Niets gaat natuurlijk boven de oorverdovende stilte in de eenzame gebieden ver van alle menselijke bedrijvigheden. Stiltegebieden dus.

                    Waar wijst de stilte ons naartoe? Is er ergens iets dat ons overstijgt? Kan ze ons de beperkingen van onze zintuigelijke werkelijkheid en ons rationeel verstand laten aanvoelen? Kan ze onze aandacht trekken naar een grens van ons zintuigelijk waarnemen en naar wat daar misschien achter ligt?

                    Onze werkelijkheid zoals we haar dagelijks beleven, is zeer beperkt

                    De moderne quantumfysica verplicht ons tot een ommekeer in ons denken over de materiële werkelijkheid. De quantumfysica die voortgekomen is uit de klassieke wetenschappelijke benadering, is tot een onthutsende vaststelling moeten komen. In de wereld van de zeer kleine deeltjes van de vaste materie (electronen, fotonen, …) blijkt de realiteit afhankelijk te zijn van onze waarneming en is ze dus geen vaststaand gegeven. Het verwachtingspatroon waarmee we een onderzoek opzetten en uitvoeren bepaalt namelijk de uitkomst. De onderzoeker is dus geen afstandelijke toeschouwer, maar maakt zelf deel uit van het experiment! Dit ging voor de toenmalige wetenschappers in tegen hun fundamentele opvatting over de vaste aard van de materie. Maar als ze als wetenschapper consequent wilden blijven hadden ze geen andere keuze dan – zeer tegen de zin van sommigen – deze uitkomst te aanvaarden.
                    Later kwam vast te staan dat de vaste materie zoals we ze met onze zintuigen waarnemen, de illusie inhoudt dat ze de enige werkelijkheid is. De volle werkelijkheid bestaat namelijk uit een lege ruimte, met daarin een samenspel van uiterst kleine deeltjes, golven en energie. Deze volle werkelijkheid blijkt te bestaan uit een oneindige verzameling aan informatie en mogelijke werkelijkheden. Onze vertrouwde realiteit van de vaste materie is er slechts één van. Alles is er met elkaar verbonden. Deeltjes die zich zelfs op grote afstand van elkaar bevinden, beïnvloeden elkaar gelijktijdig, ze hebben zelfs de enorme snelheid van het licht niet nodig om met elkaar in verbinding te zijn.
                    Deze bevindingen van de quantumfysica vertonen opvallende gelijkenissen met de beschrijvingen van de eenheidservaringen van mystici van alle tijden, zowel van oosterse als van westerse. En wie ze zou ontkennen zou blijk geven van een niet-wetenschappelijke houding.
                    Deze ontdekkingen zetten de deur open voor intrigerende vragen. Als onze gewone waarneming van de werkelijkheid maar een van de vele mogelijke realiteiten is, waarom zou het bestaan van een wereld buiten onze zintuigelijke waarneming een illusie zijn en minder werkelijkheidsgehalte hebben? Wat kan dit betekenen voor de wereld van onze gedachten? Vanuit wetenschappelijk oogpunt is dit eveneens een verhaal van electronen, kleine materiedeeltjes dus die binnen ons brein via de synapsen van onze hersencellen, van hersencel tot hersencel springen in ongelooflijke aantallen en combinaties. Zou ook hier de mogelijkheid liggen om met ons bewustzijn onze eigen werkelijkheid te creëren?

                    Hoe toegankelijk is die andere werkelijkheid?

                    Deze vragen stellen de toegankelijkheid van deze andere werkelijkheid nog scherper aan de orde. Blijft de toegang tot deze andere werkelijkheid voorbehouden aan mystici en hooggeleerde quantumfysici? Loont de toegang ertoe de moeite? Kan ze een antwoord geven op de uitdagingen en de uitzichtloosheid van onze huidige tijd? Als deze andere werkelijkheid zoveel rijker is aan mogelijkheden, zou het dan niet de moeite lonen om ze te verkennen? Maar hoe?
                    Als de mystici enige indicatie zijn, gaat het blijkbaar over een terugtrekken in de stilte, niets doen, de geest laten leeglopen. En dan is er sprake van door de ervaring te moeten van uitzichtloosheid (de zgn. ‘duistere nacht van de ziel’). Blijkbaar loopt de toegang tot die andere werkelijkheid over episoden met doodlopen, niet meer weten, verlatenheid, een tocht door de dorre woestijn. En juist als alles verloren lijkt en men zich overgeeft aan de wanhoop, komt het tot een verlossing die gepaard gaat met diep inzicht.
                    Zou het kunnen dat die toegang nu ook mogelijk is voor gewone zielen, als het in wezen neerkomt op de moed om zich te durven overgeven aan wat komt, ook als het hopeloos lijkt? Want de toegang tot die andere werkelijkheid is geen esoterische discipline meer, maar iets waar we allemaal toe in staat zijn: moed om te durven wat in de grond geen echt risico inhoudt. De eigen angsten onder ogen zien.

                    Ervaringen met Flow toestanden kunnen voor opheldering zorgen

                    Flow is een begrip uit de sportwereld. Flow is een toestand van volledige beheersing van een discipline, honderd percent concentratie, opgaan in en éénzijn met de beweging en actie. Het gevoel van afgescheidenheid valt weg, er is een volledige aandacht op het proces zelf en niet op het verhoopte resultaat.
                    Binnen de totaalfocus op de activiteit is het eveneens een toestand van veelzijdige alertheid, tegelijk naar buiten én naar binnen (eigen gedachten, gevoelens, lijfelijke gewaarwordingen, herinneringen, aandrang, …) gericht. Dat gaat gepaard met een zeer hoge activiteitsgraad en doeltreffendheid, en wordt toch als moeiteloos ervaren. Men overstijgt zichzelf. Alle storende en afleidende gedachten zijn afwezig. Er komt een totaal andere beleving van de tijd: hetzij als een vertraagde film, hetzij als in een flits. Dit zijn de toestanden van sportieve topprestaties, hoewel ze ook voorkomen buiten de sport.
                    Deze zeldzame ervaringen geven het belevingsgevoel van een andere, ruimere werkelijkheid. Die momenten leveren blijkbaar de beste levensherinneringen op, zonder dat men enige spijt heeft van de gebrachte offers. Het zijn momenten waarop mensen het gevoel krijgen dat ze dan pas leven.

                    De toegankelijkheid van Flow

                    Piekervaringen in Flow komen niet zomaar vanzelf. Om Flow te kunnen ervaren is het niet voldoende dat de uitdaging even groot is als iemands vaardigheden. Beide factoren moeten opgerekt worden, zodat daardoor het individu tot steeds grotere prestaties wordt gedwongen. Er komt zeer veel geduld en moeite aan te pas om tot de nodige concentratie te komen. De weg er naar is bezaaid met nederlagen. Men laat het beperkend effect van het zelfbesef los. Het bewuste brein komt niet tussen. Perfecte controle wordt juist bereikt door de wens naar controle los te laten.
                    Er wordt veel gewerkt met visualisatieoefeningen die een manier zijn om een gewenste realiteit te scheppen in de geest.

                    Waarom is die andere werkelijkheid tot nu toe voor zo weinigen toegankelijk?

                    De huidige werkelijkheid houdt nog een andere begoocheling in.
                    Ik gebruik daarvoor de metafoor van de toren met de bizarre zwarte glazen plafonds. De val waarin het leven me lokt, stel ik voor als een toren met veel verdiepingen, die gescheiden worden door glazen plafonds en vloeren. Iedereen start in de laagste verdiepingen, de kelder dus. Helemaal beneden is er weinig licht en hoe hoger men gaat, hoe helderder en schitterender het licht is. Het glazen plafond is wel heel speciaal gemaakt. Voor wie vanuit de onderste verdiepingen naar boven kijkt, is het glazen plafond donkerzwart gekleurd op een heel ongewone manier. Die speciale donkere kleuring zorgt ervoor dat het licht in de hogere verdiepingen van onderuit gezien duisterder lijkt dan in de lagere verdiepingen, hoewel dat in werkelijkheid net omgekeerd is. Wie van boven naar beneden kijkt, ziet wel degelijk dat de lagere verdiepingen minder licht ontvangen omdat het glas vanuit de hogere verdiepingen wél volkomen doorschijnend is. Voor wie nog nooit de hogere verdiepingen bezocht heeft, lijken de lagere verdiepingen – zelfs met het zwakke licht – dus sterker verlicht dan de hoger liggende. Zo ontstaat de zelfbegoocheling dat de hogere verdiepingen onaantrekkelijk zijn.
                    Wie zich echter, ondanks het duistere vooruitzicht, toch de moeite getroost en een verdieping hoger klimt, wacht de blijde verrassing van het onverwacht mooier en schitterender licht dan hij gewoon was in de verdieping eronder. Dat blijkt ook het geval te zijn telkens men naar een hogere verdieping gaat. Op elke verdieping krijgt men telkens weer de illusie dat de volgende hogere verdieping onaantrekkelijk is en wekt het idee om hoger te gaan weerstand op. Voor wie zich in de hogere kamers bevindt, is het verschil in lichtintensiteit hogerop echter zonder meer waarneembaar en is er geen twijfel mogelijk. Wie eenmaal in het stralende licht van de bovenste kamers vertoefd heeft, heeft geen zin meer in een verblijf in de vaal verlichte onderste verdiepingen.

                    We hebben allemaal een rol in die andere werkelijkheid

                    We zijn allemaal tot iets unieks in staat. In de andere werkelijkheid ligt voor ieder van ons een unieke deelrealiteit te wachten op onze talenten en passies. Het is niet omdat we nooit een Mozart of Goethe zullen zijn dat we geen andere waardevolle talenten succesvol kunnen ontwikkelen. Elk op zijn domein: de kunst, de wetenschap, de filosofie, de vakkundigheid in alle mogelijke vakken en beroepen, de kunst van goede relaties en harmonie tussen mensen. Voor de toekomst van onze planeet zijn ze allemaal nodig. We bespelen allemaal ons uniek instrumentarium maar spelen samen het groot orkest van de kosmische sferen.

                    Wat zal het van ons vergen? Welke levenswijze?

                    De dagelijkse groei als mens naar onze hoogste mogelijkheden zie ik op drie pijlers rusten:
                    1. Een leven van evenwicht tussen eb en vloed: tussen uiterste drukte ook zorgen voor extreem niets doen. In onze tijd van overspoelende drukte, tijd maken voor de stilstand van de eb. En zo komen we terug bij de stiltebeleving. Die ons herbront. Een aaneenschakeling van periodiek terugtrekken in lange diepe stiltes elders en het inbouwen van dagdagelijkse rustpunten in onze normale bezigheden in thuis- of werkplek.
                    2. De beoefening van overgave aan alle storende emoties, gedachten en angsten maakt de geest vrij voor de realiteit buiten ons.
                    3. De discipline beoefenen om onszelf steeds voor uitdagingen te zetten die we net nog aankunnen: niet in de comfortzone en de bijhorende verveling blijven steken, maar ons ook niet laten overweldigen door de omstandigheden of door zelf te veel hooi op onze vork te nemen. Die aanpak kan ons bij momenten in een staat van Flow brengen.


                     

                      Stilte laat ons de natuurlijke harmonie ervaren

                      Stilte laat ons de natuurlijke harmonie ervaren

                      Ik herinner mij het tafereel nog tot in de details. Een witte zwaan beweegt eindeloos traag op het wateroppervlak. Achter haar buigt het riet lichtjes mee met de wind. Een zachte bries doet de bladeren ruisen. Vogels fluiten. Een vlinder fladdert van bloem naar bloem. Wat ik zie en hoor is perfect in harmonie, maar ik benoem het niet zo. Ik benoem niets. Ik denk niets. Ik ben daar aanwezig op die plek. Zonder meer. Zonder waarom. Zonder oordeel en zonder zorg. Ik ben daar aanwezig. Ik ben net als de zwaan, het riet, de natuur. Ik ben in harmonie met mezelf en met de omgeving. Wat een kostbaar moment. Het moment dat ik mij het best herinner van onze fietsvakantie in Limburg.

                      Achteraf heb ik mij nog dikwijls afgevraagd waarom het tafereel met de witte zwaan mij zo trof. Het beantwoorden van die vraag is een vreemde bezigheid. Ik probeer dan vanuit een denkende, analyserende modus te begrijpen wat voorbij de rationele inzichten en de woorden ligt. Maar goed, de taal blijft een belangrijk middel om ons leven en de wereld te (proberen) begrijpen of op zijn minst te ordenen. En in die taal vind ik één woord dat enigszins aangeeft wat voor mij de essentie is van die witte zwaan in dat schitterende decor: vrede.

                      Vrede. Als docent “onderhandelen en bemiddelen” laat ik mij voortdurend in met conflicttoestanden. Vrede is een van de dingen waar ik het meest naar verlang. Vrede in de wereld, maar ook vrede in mijzelf en met mijzelf. Daar begint het eigenlijk mee. Het is ongelofelijk moeilijk. In het gewone dagelijkse leven slaag ik er zelden in tot diepe vrede in mijzelf en met mijzelf te komen. Altijd zijn er wel gedachten, oordelen en emoties die ervoor zorgen dat ik (ver) verwijderd ben van een toestand van natuurlijke vrede.

                      Natuurlijke vrede. Daarover “vertelde” die witte zwaan zonder dat ze het wist en zonder dat ze het wilde. Natuurlijke vrede als een soort vanzelfsprekende harmonie in de wereld. Een harmonie die wordt gekenmerkt door zuiverheid, rust en evenwicht. Een harmonie die naar mijn aanvoelen ook van nature aan de mens gegeven is, maar moeilijk te bereiken omwille van de eindeloze stroom gedachten die de meesten onder ons produceren. In een oosters beeld (ik weet niet meer van wie) wordt onze geest vergeleken met water. Van nature is water helder, maar tienduizenden gedachten maken het troebel. Het is alsof we voortdurend in dat water roeren, zodat onze gedachten blijven ronddraaien. Als onze gedachten naar de bodem zinken wordt het water vanzelf weer helder.

                      De natuurlijke vrede die ik bij de witte zwaan ervaarde, was een vrede in mijzelf, die er tegelijk voor zorgde dat ik openstond voor de vrede die op die heilige plek aanwezig was. Stilte, volle leegte, rust en ruimte in mijzelf en rond mijzelf brachten mij in verbinding met natuurlijke vrede in mijzelf en in de omgeving. Die natuurlijke vrede is er. Ze wacht er gewoon op om ontdekt en ervaren te worden. Misschien ligt hier wel het belangrijkste pad naar de oplossing van allerlei conflicten. Datgene wat ons de toegang belemmert tot de natuurlijke vrede onder ogen zien, accepteren en vervolgens transformeren. Vertrekkend van dat inzicht kunnen we op zoek gaan naar attitudes en methodes om dat transformatiewerk te verrichten en zo tot die natuurlijke vrede te komen.

                      Er is zo veel dat ons kan afsnijden van de natuurlijke vrede. Nadat ik de witte zwaan had verlaten en verder stapte door het weldadige groen voelde ik hoe talrijk en veelvormig de barrières zijn die we zelf maken en in stand houden. Als je echt stil wordt, zie je welke aannames, angsten, (voor)oordelen, gewoontes, enz. een belemmering vormen voor het ervaren van natuurlijke vrede. Vooral angsten. Angst om niet erkend en begrepen te worden, angst om niet genoeg te krijgen, angst om het niet goed te doen, angst om niet bij de groep te horen, … Het rijtje angsten is eindeloos. In wezen zijn het steeds angsten dat niet aan onze behoeften zal worden voldaan. Vaak reële angsten – dikwijls ziet het ernaar uit dat niet aan onze behoeften zal worden voldaan –, dikwijls angsten die niet op een realiteit zijn gebaseerd. De stilte van de natuur nodigt ons uit om naar onze meest fundamentele angsten te kijken, zodat we zuiver kunnen zien waar we mee in het reine moeten komen tijdens dit leven. En steeds opnieuw krijgen we de situaties en conflicten voorgeschoteld die er ons toe uitnodigen om aan de slag te gaan met onszelf. Moeilijkheden en conflicten als uitnodiging tot persoonlijke groei.

                      De stilte van de natuur laat ons voelen wie we echt zijn, wat we willen, wat er werkt en niet werkt in ons leven. Voelen mogen we heel letterlijk nemen. Het is vooral via (soms heel subtiele) lichamelijke signalen dat we voelen wat wel of niet goed is voor onszelf en voor de ander. Dat gaat meestal samen. Wat goed is voor onze persoonlijke groei is heel dikwijls goed voor de persoonlijke groei van de ander, en omgekeerd. Op het moment dat we midden in de moeilijkheden zitten beseffen we dat niet altijd. Wat is het meest wezenlijke in persoonlijke groei? Groeien in de richting van de liefde. Het gaat hier niet om de romantische liefde, maar de liefde die door Erich Fromm wordt omschreven als psychische rijpheid en respect. Wat in het oude Griekenland agape werd genoemd. De belangeloze liefde. De liefde die gericht is op de eigen behoeften én die van de ander. Die het beste voorheeft, met jezelf en met de ander. Een liefde waar verbinding wordt ervaren, die dienstbaar is, en die zich vertaalt in ethisch verantwoord handelen. Een liefde waarbij we de natuurlijke vrede in onszelf ervaren. Dat klinkt soft, maar het vraagt ontzettend veel discipline en kracht om vanuit een dergelijke geest van liefde te handelen. We worden ertoe uitgenodigd om dat te doen. Door de witte zwaan, door andere mensen, door allerlei (lastige) situaties. Maar niets verplicht ons daartoe.

                      Misschien zou het nog zo gek niet zijn dat met mensen die in een (hevig) onderling conflict zijn verwikkeld even wandelen naar de witte zwaan, er twintig minuten gedachteloos naar te kijken, en dan in die stille omgeving met elkaar in gesprek gaan, al of niet onder begeleiding van een bemiddelaar. Uiteraard zal niet iedereen dit willen of kunnen, en het zal ook niet bij iedereen werken. Maar het zou wel eens kunnen dat schijnbaar onoplosbare conflicten toch gedeblokkeerd kunnen worden. Doordat er helder naar gekeken kan worden. Doordat er met een zuivere intentie over gepraat kan worden. Mensen hoeven uiteraard niet letterlijk de tocht naar de witte zwaan te ondernemen. Het komt er op aan om midden in het conflict genoeg stilte toe te laten. Stilte die de betrokkenen in verbinding kan brengen met zichzelf en met de ander.

                      Ik ben de witte zwaan nog altijd dankbaar voor haar stille, voedende aanwezigheid.