Hoop die de ogen niet sluit

Hoop die de ogen niet sluit

Ik herinner me nog hoe ik was, niet eens twintig, en kwaad op de wereld, kwaad op de generaties voor mij. Omdat ze er zo’n knoeiboel van gemaakt hadden. Om die stomme kernraketten waartegen we gingen betogen. Om die stomme kernenergie, waarvan ‘ze’ het afvalprobleem zeker wel spoedig zouden ‘oplossen’. Om die schrijnende onrechtvaardige relaties tussen Noord en Zuid. Om het consumentisme (al weet ik niet of ik dat woord toen al kende). Om het gevoel van machteloosheid dat me door dat alles beknelde. Het gevoel dat ik misschien niet eens de kans zou krijgen om een volwaardig en lang leven uit te bouwen. Ik keek naar mijn grootvader, geboren in 1900, en probeerde die 65 jaar verschil tussen mij en hem in mijn hoofd toe te voegen, alsof ik daardoor mezelf wat kon wortelen in een tijd ‘voor het allemaal fout begon te gaan’.

In al die gevoelens zat natuurlijk veel jonge overmoed. En ook wel wat onbewuste arrogantie. Er zijn heel wat plekken in de wereld waar mensen in heel wat slechtere omstandigheden opgroeien, en reëel gezien heel wat minder kansen hebben op een leefbare toekomst. Maar gelukkig word je niet verondersteld dat alles al doorgrond te hebben als je 17 bent of zo. Gelukkig komen sommige vormen van wijsheid traag naar je toe, met het ouder worden. Waarin dus ook het geluk zit dat je ouder mag worden. En toch. Veel van die verontwaardiging is gebleven, al is de vorm ervan erg veranderd. Het idee dat mijn kinderen me ooit zouden vragen wat ik had gedaan om die stomme wereld een betere plek te maken, dreef me al die jaren. De kinderen kwamen er jammer genoeg niet, maar het is een eer en voorrecht om regelmatig te mogen praten en discussiëren met jonge mensen (die zo ongeveer mijn kinderen zouden kunnen zijn) over hoe zij deze wereld beleven.

De voorbije weken had ik een paar van die gesprekken. Heel indringend, heel uitdagend. Ze bleven nog dagenlang door mijn hoofd gaan. Ik hoorde iets van diezelfde kwaadheid. In een aantal opzichten is de ecologische crisis nog veel urgenter geworden dan toen ik nog heel jong was, in de jaren 80 van de vorige eeuw. Het is ook steeds moeilijker om te doen of je het niet weet, er is meer dan genoeg kennis beschikbaar over onder meer de klimaatuitdaging. We weten steeds nauwkeuriger waar de planetaire grenzen zijn. We weten behoorlijk goed hoeveel tijd we nog hebben om een klimaatchaos te vermijden. En we zijn tegelijk nog steeds getuige van de hardnekkigheid waarmee steeds nieuwe mentale vluchtwegen worden bedacht om vooral maar niet onder ogen te zien wat er staat te gebeuren. En die jonge mensen wisten al die dingen heel erg goed. Ik voelde hun machteloosheid, hun opstandigheid, en ook hun enorme wil om iets te doen, om deel te zijn van de oplossing. Het ontroerde me heel diep.

Ik moet het bekennen. Op sommige onbewaakte momenten reken ik in mijn hoofd na hoe oud ik zal zijn als het 2050 is, als ik dan nog leef natuurlijk. En dan denk ik aan die mooie jonge mensen, waar zij dan zullen staan, en welke verhalen zij dan zullen vertellen aan de kinderen die ze dan hopelijk wel zullen hebben. Er is een stuk van dat gesprek dat we te weinig voeren. Het stuk over die machteloosheid, en hoe ermee om te gaan. Zodra dat ter sprake komt, blokkeert er vaak iets. Dat heeft te maken met angst, angst voor iets als een soort zwart gat in onszelf. Om die angst onder ogen te zien, moet je als het ware op een plek gaan staan waar het pijn kan doen, waar je zou kunnen wankelen of weglopen. En om dat te vermijden hebben we allerlei systeempjes bedacht. Wat we vaak doen, is nog meer gaan doen. Alleen maar kijken naar oplossingen, maatregelen, acties, structuren, … Jezelf in een nog grotere versnelling brengen.

Sommigen komen in de verleiding om dan toch maar over te gaan tot grootschalige technocratische oplossingen als geo-engineering of het opgeven van de democratie. Toegeven aan de verleiding van de tovenaar van de ultieme maakbaarheid, alsof de geschiedenis er niet is geweest. Je kunt ook cynisch worden, jezelf wijsmaken dat niets echte waarde heeft, en zo hopen dat je niet zult geraakt worden achter dat mentale schild. Je kunt jezelf opfokken met een of andere mantra die zegt dat je optimistisch MOET zijn, omdat je optimistisch MOET zijn, omdat je nu eenmaal optimistisch MOET zijn, tegen beter weten in. Het kan een vorm van negationisme zijn… Of je kunt het opgeven.

Het zijn heel moeilijke vragen, maar ze zijn wel heel relevant. Misschien heb ik in de loop der jaren, in het kader van het voortschrijdend inzicht, toch enkele dingen geleerd. Een daarvan is dat in zoveel soms hevige discussies die grondgevoelens van angst of kwaadheid een grotere rol spelen dan we willen toegeven. En het zou goed zijn als we zouden proberen er meer ruimte voor te maken, net om te vermijden dat we onze energie verliezen of echt wanhopig worden. Het zou goed zijn als we proberen om die gevoelens ook gewoon bespreekbaar te maken en te delen, ze niet ontkennen of wegduwen, en ze ook niet overschreeuwen. Proberen te leven in waarheid is niet eenvoudig, maar het opent nieuwe deuren.

Het was een van de moeilijke lessen van het leven die ik (een beetje al) leerde, na zo vaak met mijn hoofd tegen de muur te zijn gelopen, dat het goed is om soms verdriet te hebben, net om er minder door verlamd te worden. (Al vertel ik dit alles met veel schroom, wat misschien ook veelzeggend is…) Ik leerde het ooit tijdens een vormingsweekend, het inzicht dat we (of toch velen van ons) eigenlijk gewoon verdriet hebben om die planeet die stuk lijkt te gaan. Dat verdriet benoemen we niet zo, of we duwen het weg. Maar dat gewoon toelaten, het een beetje laten stromen, zonder het vast te houden, dat hielp. In dat beetje stromen was er ook het besef dat ik als mens eigenlijk gewoon een deeltje was van dat enorm mooie netwerk van een levende planeet.
Het is allemaal iets in mijn hoofd, tussen mijn oren als je wilt, maar als ik de beelden zie van bv. die immense plastictroep in de zee, dan is het alsof ik de pijn van de zee kan voelen. Het is een vorm van verbondenheid in een voor mij goddeloos universum, maar die helpt wel. Dat beetje verdriet, dat stroomt als de zee zelf, geeft net ruimte voor veel energie. De energie om een deel te zijn van het antwoord. En dat antwoord is niet een zekerheid dat alles goed zal komen, maar wel het rustige gevoel dat wat je doet, de houding waarmee je in het leven staat, ertoe doet. Het helpt om nooit cynisch te worden.
Al die dingen zitten in een soort prewoordelijke vorm ergens in mijn lichaam, ergens tussen schroom, twijfel en vrede. Ik vond ze ondertussen ook terug in een boek dat ik aan het lezen ben. Het gaat over actieve hoop. Het is een vorm van hoop die de ogen niet sluit, maar veeleer een praktijk dan een vast doel is. Wat ik daar lees, doet me ook vaak denken aan dingen die ik las bij Ton Lemaire, met name zijn idee van een “tragisch hedonisme”.

Het is een omweg om terug bij die jonge mensen te komen. Ik denk dat het goed zou zijn dat we samen leren om wat meer ademruimte te geven aan die diepere gevoelens van angst en machteloosheid. Als we het niet doen, zouden ze misschien wel gevaarlijke uitwegen kunnen zoeken. Als we die oprechte gevoelens niet serieus nemen, laten we ook onze jonge mensen een beetje in de steek. De almaar toenemende ecologische crisis is ernstig, dat feit ontkennen heeft niet veel zin, en geeft vooral ook geen zin aan de dingen. Zoeken naar nieuwe praktijken van actieve hoop, energie en dankbaarheid vinden in het gevoel dat je zelf een deel van het alternatief bent, dat geeft zin. En daar kunnen we alleen maar allemaal beter van worden.


 

    Stilte als voorwaarde voor actieve hoop • Waar rust de stilte?

    Stilte als voorwaarde voor actieve hoop • Waar rust de stilte?

    Ik kreeg een vraag om na te denken over het belang of de betekenis van de stilte. Ik ben er nog mee bezig. Met dat nadenken. Het dreef mijn moeder wel eens tot lichte wanhoop, toen ik nog echt een klein jongetje was, tijdens het eten. Op de vraag wat en of ik wou eten, antwoordde ik – naar waarheid natuurlijk – dat ik nog moest nadenken.
    Ik ben ondertussen een groot klein jongetje, en het is met dat nadenken niet echt veranderd. Nu ik elke dag voor mezelf kook, gaat de eetdialoog al wel een stuk soepeler. Er is enige wijsheid gekomen in mijn leven. Sommige gevechten met jezelf hoef je niet te blijven voeren. Met het ouder worden is de gulzigheid in mijn hoofd niet verminderd, maar nam wel het verlangen nog toe om even te mogen nadenken.

    Je zou het iemand als de Amerikaanse president wel toewensen. Zwijgen. Gewoon zwijgen, af en toe. Als een verslaafde junk kan hij als er volgens hem iets gebeurt hoogstens enkele fracties van seconden wachten om aan zijn volgende twittertirade te beginnen. En als er niets gebeurt, doet hij het ook. Hijzelf gebeurt dan, denkt hij.

     Stilte is niet gewoon de afwezigheid van lawaai of getier. Het is ruimte laten voor een plek waar je eigen rusteloze ego niet meteen die plek vult. Een plek is niet een nog niet ingenomen ruimte. Leegte is niet een nog niet gevulde kamer. Het klinkt wat zweverig misschien, maar de plek van de stilte is. Niet meer of minder.

    Als je niet de hele tijd roept, als je niet de hele tijd meningen spuit, als je niet de hele tijd onmiddellijk reageert, als je niet de hele tijd anderen aanvalt, als je af en toe gewoon zwijgt, om na te denken, kom je jezelf tegen. Meningen zijn heel belangrijk, in de zin van samen zoeken in de voortdurende dialoog naar waar de waarheid zich zou kunnen bevinden. En zoeken is belangrijker dan vinden. Maar om iets te begrijpen, heb je ook stilte nodig.

    Ik kan er met de jaren steeds minder goed tegen, die stortvloed van onmiddellijke meningen. Er gebeurt iets, en onmiddellijk hebben mensen hele analyses klaar of wijzen ze meteen een verantwoordelijke aan. Oef, daar zijn we vanaf, op naar de volgende mening. Die Italiaanse minister, naast het puin van die ingevallen brug. Hupsakee, het is de schuld van de Europese Unie. Scoren.

     Zou er ook enige deemoed mogen zijn? Zou je ook gewoon verslagenheid mogen laten zien? Kunnen we niet gewoon even zwijgen, uit respect voor mensen die hun leven hebben verloren? Daarna gaan we dan stap voor stap op zoek naar wat er gebeurde en waarom, met hopelijk genoeg ruimte voor twijfel en nuance in het zoeken, en met in dit geval ook oog voor de reële verantwoordelijkheid van de overheid. Sociale media bieden natuurlijk alle instrumenten om meningen tot een soort junkfood te maken. (Als de Amerikaanse president zelf wat minder junkfood zou eten, zou hij dan ook minder junkmeningen hebben? Wie weet?)

     Je krijgt altijd te horen dat je niet kunt ingaan tegen allerlei ontwikkelingen. Dat de dingen nu eenmaal zijn wat ze zijn. Politici en journalisten bewegen in een ongelooflijk hectische omgeving, waarbij je misschien al lang niet meer kunt zien wat waar begon. Maar ik zou het hun toch willen toewensen, dat ze af en toe de tijd en de kans krijgen om te zeggen dat ze iets nog niet weten, dat ze even moeten nadenken, dat ze hun twijfel mogen uiten.

     We zouden elkaar een beetje meer van die stilte moeten gunnen. We hebben, in een wereld die zelf in een duivelse versnelling lijkt te komen, nood aan stilte. Stilte is ook verwondering, de ruimte om het andere te kunnen zien in je hoofd en te voelen in je lichaam. Als je verslaafd bent aan het spuien van junkmeningen ben je misschien wel bang van de kwetsbare of gekwetste mens die je in de spiegel zou zien als je het even stil zou maken. Nochtans is het die mens die echt verbinding zou kunnen maken met andere mensen. Nochtans zou het eerlijk kijken naar je eigen kwetsuren kunnen voorkomen dat je anderen gaat kwetsen. (Ik moest er nog aan denken toen ik het zoveelste gruwelijke verhaal las van het massale misbruik in een deel van de Amerikaanse katholieke kerk. Stilte is geen opgelegd zwijgen over misbruik of wegkijken van je verantwoordelijkheid, stilte zou meer te maken moeten hebben met een aantal deugden die de kerk zogenaamd zou moeten verdedigen…).

     Stilte in tijden van klimaatverandering heeft denk ik te maken met verdriet. Als je echt probeert de omvang te begrijpen van wat er aan het gebeuren is, gaat het een beetje duizelen. Je voelt je mogelijk klein en machteloos tegenover iets dat zo groot lijkt. Het is een heel menselijk gevoel. Proberen dat gevoel niet te zien door te gaan hollen is dat ook. Er zijn mensen die het in negatieve zin doen, door te ontkennen dat er een probleem is, door te doen alsof het de ‘anderen’ zijn die het moeten oplossen, of zelfs door te zeggen dat het toch allemaal al om zeep is. Je snijdt zo de weg af naar de plek waar het stil is, en waar je alleen bent met die machteloosheid.

     Er zijn mensen die hun onrust vertalen in een even hollend en slopend activisme. Ze jagen elkaar op, en komen al snel dicht bij de uitputting. Het is ook een vorm om niet te hevig te moeten voelen dat je pijn hebt, dat je verdriet hebt, om een mooie planeet die gekwetst wordt, om de toekomst van je kinderen, om het onrecht. Het is me al vaak opgevallen bij mensen die heel sterk maatschappelijk geëngageerd zijn, dat ze het zo moeilijk vinden om gewoon te zeggen dat ze verdriet hebben. Het lijkt veiliger om die stilte voor te blijven, maar het put je wel uit. Af en toe gewoon de stilte aanraken, daar toelaten dat je verdriet voelt, en dat delen met anderen, dat maakt je niet banger, maar geeft je integendeel veel energie. Je ziet gemakkelijker hoe je verbonden bent met anderen, en het voelt goed om deel te zijn van het alternatief. De stilte is een voorwaarde voor een actieve hoop.

     Ik merk dat ik nog steeds aan het nadenken ben en via omtrekkende bewegingen in de buurt kom van wat ik misschien ga antwoorden op de vraag die ik kreeg. Misschien is stilte een te koesteren ecosysteem in ons lichaam. Misschien is stilte een mogelijkheid. Misschien is stilte een zachte daad van verzet in een wereld die steeds sneller vooruit lijkt te hollen. Misschien heb je soms stilte nodig, om daarna beter lawaai te kunnen maken en beter te weten waar je een verschil kunt maken. Misschien hoeven we niet bang te zijn van de stilte waarin we elkaar als gekwetste en breekbare mensen kunnen ontmoeten. Het helpt om samen te blijven dromen van verandering.

    Deze column verscheen ook in het tijdschrift MO.


     

      De stilte in de storm

      De stilte in de storm

      Stilte in tijden van klimaatverandering. Wat zou dat kunnen betekenen? Het is niet de plek waar je naartoe vlucht om weg te zijn van het lawaai. Het is niet het zwijgende niet willen zien wat er op ons afkomt. Het is niet het sluiten van je ogen voor wat onze kinderen door hun ogen zullen zien. Het is de plek waar je de hoop in je handen houdt.

      Het zijn boeiende tijden. Wereldwijd komen duizenden mensen, aangevuurd door de jongeren, op straat om een sterker klimaatbeleid te vragen van hun politici. Wat wetenschappers al jaren zeggen in hun rapporten die steeds duidelijker worden, voelen we in wat vroeger de zekerheid van de voorspelbare seizoenen was. Er kon veel gebeuren, maar je had het gevoel dat je erop kon vertrouwen dat de winter koud was, en dat daarna een frisse en dartele lente kwam, daarna een warme, maar niet al te hete zomer, gevolgd door een herfst die alles klaar maakte voor een nieuwe cyclus. We waren als mens een deel van het ritme van de natuur.

      In wat wetenschappers ondertussen het ‘antropoceen’ zijn gaan noemen, heeft de mens zelf dat ritme veranderd. Waar velen tot voor enkele jaren nog konden doen alsof de klimaatverandering iets van ‘ver weg’ was, is het dichtbij gekomen. In ons hoofd hoefden we niet te zien hoe onze ecologisch te zwaar wegende voetafdruk elders op de wereld zorgde voor een groeiende ongelijkheid. Nu de klimaatverandering ook hier zichtbaar is, zien we hoe hier eveneens de ongelijkheid in beeld komt.

      Het valt moeilijk te ontkennen dat de versnellende klimaatverandering veel te maken heeft met een welbepaald model van welvaart dat erg zwaar weegt op de planeet. Wetenschappers weten steeds beter waar de planetaire grenzen liggen en hoe ver ze ondertussen overschreden zijn. In landen als het onze was de economische groei in de naoorlogse periode indrukwekkend. Voor velen verbeterde het leven. Maar we kozen voor een weg die niet houdbaar is. We zijn ons model van produceren en consumeren ‘normaal’ gaan vinden, de na te streven norm voor iedereen. Maar nu men ook aan de andere kant van de wereld hetzelfde wilt, wordt acuut duidelijk dat er daarvoor geen ecologische ruimte is. De hele wereld op ditzelfde spoor willen zetten, zal onder meer zorgen voor een totaal oncontroleerbare klimaatchaos die de levenskansen van wie na ons komt fundamenteel bedreigt en die de ongelijkheid tussen rijk en arm, tussen ecologisch gulzig en de anderen, alleen nog verder vergroot.

      Niet alleen tussen maar ook binnen generaties zijn de kansen op een waardig leven niet rechtvaardig verdeeld. In een land als het onze kunnen we al lang niet meer zeggen dat het voortdurend aanzwengelen van een erg op consumptie gerichte manier van leven ons exponentieel gelukkiger heeft gemaakt, integendeel. Zelfs jonge mensen kampen met ernstige existentiële vragen over de zin van alles. Veel mensen kunnen de druk niet meer aan en worden ziek of stappen uit het leven. Achter het lawaai van het steeds sneller, steeds harder, steeds meer is er een soms pijnlijke stilte voor het verdriet en de pijn van wie niet meer mee kan. 

      De tijd die komt, de tijd die ons nog rest

      Wat de wetenschap ons duidelijk maakt, is glashelder: we hebben nog een tiental jaar om het roer echt om te gooien. Het is nog steeds mogelijk voor de mensheid om te kiezen voor een waardige welvaart voor iedereen, hier en elders, nu en later. We hebben de aarde van onze kinderen geleend, maar we gedragen ons vaak alsof we dat liever niet willen weten. We denken vaak op korte termijn, kijken naar onze directe omgeving, vinden vanzelfsprekend wat er is en kijken naar de toekomst als een soort eenvoudige verderzetting van het nu, alleen met nog wat meer van alles. De klimaatverandering daagt ons echter uit om breed te denken, op lange termijn, met een blik op de hele wereld en in systemen die erg complex geworden zijn. Op een begrensde planeet onbegrensd willen groeien is onmogelijk. Het is helemaal niet zo moeilijk om dat te begrijpen, en tegelijk is die eenvoudige waarheid erg bedreigend. Vanuit het voorruitperspectief van de auto van onze huidige gemiddelde manier van leven kijken naar de toekomst lijkt ons het idee van voorspelbaarheid te geven: we rijden gewoon verder op dezelfde weg. De planetaire werkelijkheid van dat geloof is evenwel heel wat minder stabiel. Doen alsof er geen grenzen zijn, betekent zelf de instabiliteit organiseren. We zouden de klimaatverandering moeten beperken tot 1,5°C maar zitten op een pad dat veeleer richting 3 of 4 graden gaat. Wat voorspelbaar leek, zal in dat scenario vooral neerkomen op grote disruptieve veranderingen, zoals het ineenstuiken van ecosystemen.

      Een deelnemer aan een Nederlandse klimaatmars vatte het goed samen. “Het is als in een strandstoel op het strand zitten terwijl er een tsunami aankomt en niet handelen, maar zeggen dat je blijft zitten omdat je tot 17 uur betaald hebt.”

      De klimaatverandering stelt ons op de proef. We moeten dingen toelaten in ons hoofd waar we misschien liever niet aan denken. We moeten het idee van grote veranderingen proberen te vatten, enerzijds in de zin van onze omwereld die heel snel in een totaal andere toestand zou kunnen komen dan de voorspelbare seizoenen die we vroeger hadden, anderzijds in de zin van snelle maatschappelijke veranderingen die op systemische wijze dingen bijsturen die we nu als ‘normaal’ of ‘verworven’ beschouwen. Die beide invullingen van verandering kunnen aanleiding geven tot angst. We zijn bij wijze van spreken in de ‘panische fase’ aanbeland. Je kunt in wezen niet meer ontkennen wat er aan het gebeuren is, maar je bent misschien nog niet in staat dat goed te laten doordringen, omdat het zo omvattend is. Dat is op zich een heel menselijke vaststelling. Alleen kunnen we niet zomaar aan het klimaat vragen om even tien jaar te wachten met veranderen tot wij klaar zijn met ons huiswerk. De fase waarin we vanop afstand konden kijken naar wat misschien op ons af zou komen is voorbij. We hebben erg veel tijd verloren. Nu zitten we stilaan in de storm, en kunnen we ons afvragen wat stilte betekent in de storm. Het is een andere stilte dan de stilte voor de storm… 

      Leven in waarheid

      Duizenden jongeren – geïnspireerd door een dapper klein meisje uit Zweden – trokken door onze straten. Ze vragen een sterker klimaatbeleid dat in staat is te doen wat volgens de wetenschappers nodig is om onze maatschappij weer op een veilig spoor te krijgen, richting 1,5°C. Ze laten zich horen, ze maken lawaai. Ze kregen respect en bewondering van velen. Het was alsof iets wat onder de oppervlakte aan het broeien was ineens naar buiten kwam. Hun protest leek niet te passen in de klassieke schema’s. Veel politici wisten en weten niet hoe ze met deze verontwaardiging moeten omgaan. Naast respect kregen de meisjes vooraan de telkens vredevolle manifestaties echter ook veel hoon en neerbuigend misprijzen over zich heen. Politici uit de generatie die verantwoordelijkheid draagt voor wat er nu fout gaat zeggen zonder schroom aan nog minderjarige medeburgers dat zij zelf moeten gaan studeren om de oplossingen uit te werken. Ze omschrijven de jongeren als “puberaal” en proberen hun protest te discrediteren. Je zou kunnen zeggen dat de jongeren een medeplichtig stilzwijgen verwerpen, maar misschien tegelijk wel iets vragen als de stilte die nodig is om even bij jezelf na te gaan hoe het komt dat zoveel goede bedoelingen en zoveel ‘we doen al heel veel’ er nog steeds niet toe hebben geleid dat onze maatschappij op een houdbaar en hoopvol spoor komt.

      Het klimaatdebat komt voor velen nu ineens ‘dichtbij’, terwijl al heel wat jaren duidelijk is hoe ernstig de situatie is en hoe snel onze mogelijkheden slinken om de uitdaging met relatief eenvoudige oplossingen aan te pakken. De negatieve reacties lijken varianten van ontkenning. Zeggen dat er niets aan de hand is. Zeggen dat het toch al te laat is. Zeggen dat alles in de toekomst wel zal worden opgelost door een technologie die er dan zal zijn. Zeggen dat het toch vooral de ‘anderen’ zijn die het moeten oplossen. Zeggen dat het inderdaad zeer ernstig is maar stellen dat je ‘de mensen’ toch niet kunt veranderen. Zeggen dat die “verwende jongeren” maar snel weer naar school moeten gaan, zodat het weer ‘rustig’ wordt en we niet meer te veel gestoord worden. Zeggen dat ‘men’ pas zal veranderen als het ‘echt erg’ wordt. Zeggen dat men al dat negatieve nieuws niet aankan en liever gewoon niet wil weten omdat het je depressief maakt.

      Het is zinvol in dit verband eens goed te kijken naar de woorden van Greta Thunberg, het meisje uit Zweden dat aan de basis lag van het mondiale protest. In haar speech tijdens de klimaatconferentie in Katowice zei ze: “We have to speak clearly, no matter how uncomfortable that may be. You only speak of green eternal economic growth because you are too scared of being unpopular. You only talk about moving forward with the same bad ideas that got us into this mess, even when the only sensible thing to do is pull the emergency brake. You are not mature enough to tell it like it is. Even that burden you leave to us children. But I don’t care about being popular. I care about climate justice and the living planet. Our civilization is being sacrificed for the opportunity of a very small number of people to continue making enormous amounts of money. Our biosphere is being sacrificed so that rich people in countries like mine can live in luxury. It is the sufferings of the many which pay for the luxuries of the few.” Tijdens het World Economic Forum in Davos zei ze dit: “Adults keep saying we owe it to the young people to give them hope. But I don’t want your hope, I don’t want you to be hopeful. I want you to panic, I want you to feel the fear I feel every day. And then I want you to act, I want you to act as if you would in a crisis. I want you to act as if the house was on fire, because it is.” En tegenover de Europese Commissie zei ze: “There is simply not enough time to wait for us to grow up and become the ones in charge.”

      Op een indringende manier doet Greta Thunberg een oproep om te ‘leven in waarheid’, zoals Václav Havel dat noemde. Om dat te kunnen, is er nood aan iets dat je als een stilte zou kunnen omschrijven. Een plek waar je niet wegvlucht in excuses of ontkenning. Een plek waar je je angst of je paniek het niet laat overnemen en die stilte laat overstemmen door het lawaai van cynisch of neerbuigend gebrul. Een plek waar je nadenkt over wat verantwoordelijkheid betekent in de werkelijke wereld van vandaag. 

      Bang voor angst

      De jongeren die in de manifestaties opstappen zeggen ons dat ze bang zijn. Het is opvallend hoe bedreigend dat blijkbaar is. Ofwel horen velen die woorden niet. Ofwel krijgen de jongeren meteen de paternalistische reactie dat ze niet bang moeten zijn, want dat de grote mensen al het goede doen voor hen. Uit de antwoorden daarop van Greta Thunberg en Anuna De Wever en de andere jongeren blijkt dat ze heel erg goed weten waar het over gaat en wat er op het spel staat. Ze hebben op een rustige manier de wetenschappelijke rapporten (wél) gelezen. Ze zeggen dat de volwassen politici “not mature enough” zijn om de planetaire waarheid echt onder ogen te zien. Die onvolwassenheid is ook een vorm van angst. Het is maar de vraag wie er puberaal is…

      Het is opvallend dat er in het debat heel veel geroepen wordt over de concrete maatregelen die nodig zijn en dat sommige politici met allerlei polariserende clichés liever andere politici aanvallen dan zelf op een rustige manier met voorstellen te komen. In die discussies zit er heel veel emotie en lawaai. Voor de meer stille emoties van angst, verdriet of wanhoop is er veel minder ruimte. Dat is misschien begrijpelijk, maar het is geen goed idee om die emoties te verzwijgen.

      Als je probeert in waarheid te leven, als je probeert door te laten dringen wat de klimaatverandering werkelijk betekent, dan kan dat aanleiding geven tot erg grote emoties. Tegenover die grote en zo complex lijkende vraagstukken kun je je heel erg machteloos voelen. Je voelt je als mens zo klein. In de wetenschappelijke rapporten lees je dat we al voorbij enkele cruciale ‘tipping points’ zijn. Je leest dat we nog een tiental jaar hebben. Je ziet dat allerlei gevestigde belangen proberen te voorkomen dat er fundamentele wijzigingen komen in hoe we leven, waardoor het steeds moeilijker wordt goede antwoorden te bieden. Je leest dat de klimaatverandering onomkeerbaar is, en aan je eigen omgeving merk je ook dat de vertrouwde zekerheid van vroeger, zoals in de seizoenen of de cycli van de regen, er niet meer is. Terug naar ‘vroeger’ kunnen we niet meer, een klimaatchaos vermijden kunnen we nog wel. We bevinden ons op onbekend terrein, terra incognita, en voelen ons onveilig, bang dat we geen controle meer hebben over ons leven, bang voor snelle verandering, bang dat die grote gevoelens ons zullen opslokken.

      Een eigentijdse vorm van klimaatontkenning is de ‘dwang tot optimisme’. We moeten optimistisch zijn omdat we optimistisch moeten zijn, omdat het blijkbaar zelfs een morele plicht is. Dit soort krampachtige dwang is misschien ook wel een vorm van vlucht van de stille plek waar je weerloos lijkt te staan tegenover die grote dingen. Misschien kan hier Václav Havelook inspireren: “De mate van hoop in deze diepe en intense zin is niet de mate van onze vreugde over een goede gang van zaken en van onze wil in ondernemingen te investeren die zichtbaar tot snel succes leiden, maar eerder de mate van ons vermogen ons voor iets in te zetten omdat het goed is, en niet alleen omdat het gegarandeerd succes heeft. Hoe ongunstiger de situatie waarin onze hoop overeind blijft, des te intenser is deze hoop. Hoop is niet hetzelfde als optimisme. Het is niet de overtuiging dat iets goed afloopt, maar de zekerheid dat iets zin heeft – ongeacht hoe het afloopt. Ik denk dus dat wij de meest intense en de belangrijkste vorm van hoop uit ‘het bovenzinnelijke’ putten: de enige vorm van hoop die ons ondanks alles overeind weet te houden en tot goede daden weet aan te zetten, en de enige echte bron van de grootsheid van de menselijke geest en van het menselijke streven. En deze hoop is het ook die ons de kracht geeft te leven en het steeds opnieuw te proberen, ook al zijn de uiterlijke omstandigheden zo uitzichtloos als hier te lande.”

      Verdriet dat stroomt

      Wat doe je als probeert met open ogen de klimaatverandering en de mogelijke impact ervan te zien en te laten doordringen? Het kan zijn dat je kiest voor een slopend activisme dat je uitput en ten slotte bitter maakt. Uit angst dat de dingen je gaan overspoelen kun je je ook afsluiten van alles. Het kan zijn dat je cynisch wordt, omdat het toch al ‘te laat’ is. Daarmee zeg je dan eigenlijk dat niets zin heeft, dat niets van waarde is. Het kan zijn dat het je te veel wordt en dat je uit het leven stapt.

      Een andere houding is dat je probeert in al je breekbare naaktheid in die stilte te gaan staan, daar waar je illusieloos naar de dingen probeert te kijken. Daar kun je proberen te zien, hoe moeilijk ook, dat het wel degelijk fout zou kunnen gaan. Daar kun je proberen te zien hoe de wereld werkelijk zal zijn voor jouw kleinkinderen als we effectief op een pad van 3 of 4 of 5 graden Celsius terechtkomen. Daar kun je dan proberen het verdriet toe te laten.

      Over verdriet en het toelaten ervan zegt Joanna Macy het volgende: “Ten eerste merken we dat we niet alleen staan, dat anderen dit ook ervaren. Negatieve emoties worden in onze samenleving vaak gepathologiseerd: er is iets mis met jou als individu, misschien moet je wel aan de antidepressiva. Maar de pijn die we voelen is een gezonde en universele reactie. Daarnaast ervaren we dat alle emoties stromen. Als we bij onze woede of angst blijven, merken we dat we er niet aan onderdoor gaan. We leren onze veerkracht kennen en worden minder bang voor deze emoties. Bovendien ontdekken we dat er een diepere laag onder zit. De pijn die je voelt komt voort uit de diepe liefde die je hebt voor de wereld. Het is een uiting van onze intrinsieke verbondenheid. Als we dit erkennen en herformuleren als compassie, geeft dat ons veel nieuwe kracht die we in kunnen zetten om de wereld te helen.”

      Het valt op dat verdriet misschien wel in het algemeen en zeker ook in de klimaatdiscussie een soort taboe is. Verdriet is in wezen een heel gewone emotie, ook al kan ze heel moeilijk zijn. Het kan zijn dat je meer energie nodig hebt om ten koste van alles te voorkomen dat je verdrietig wordt, omdat je denkt dat het je zal overspoelen (als een tsunami). Als je echter een manier kunt vinden om je verdriet zachtjes toe te laten zonder het vast te houden, het verdriet om die mooie aarde die sterft, het verdriet om de zee die ziek is, het verdriet om je kinderen en de angst die zij mogelijk zullen voelen, … dan kan het zijn dat je geen tsunami voelt, maar iets als een rivier. Je voelt het verdriet door je heen stromen, en daarin voel je ook dat je leeft. Als je toegeeft dat je verdriet hebt om de aarde, voel je eigenlijk dat je een deel bent van die aarde. De rest van de natuur is niet zomaar het ‘andere’, het is een deel van jezelf. Het besef dat je als mens de bomen meer nodig hebt om zelf te leven dan omgekeerd, maakt je nederig en dankbaar. In die rivier kun je dan tegelijk veel innerlijke rust en energie vinden om door te gaan. In die rivier voel je je diepe verbondenheid, met wie naast je staat, wie aan de andere kant van de wereld woont, wie nog moet geboren worden, maar ook met die aarde van wie je – of je nu gelovig of spiritueel bent of niet – in de feiten toch een deel bent.

      Het is helemaal niet nodig om dezelfde levensbeschouwing te delen. De een is gelovig, de ander niet. De een zal haar of zijn spiritualiteit verbinden met welbepaalde tradities, de ander wil het bewust heel erg vaag en open laten. Beelden of woorden als de zee of de rivier zijn geen doel op zich, enkel hulpmiddelen om dichter te komen bij de dingen die ons verbinden en bij een laag van ons menszijn die niet altijd ruimte krijgt. Het is een taal die ieder voor zich mogelijk anders kan invullen, het is een uitnodiging. (In het besef van de taligheid van dat alles gaat deze tekst verder door, als een voorzichtig zoeken.)

      Samen de rivier kunnen delen, samen het verdriet dragen, het geeft je ook samen de kracht om te handelen. Als je op een of andere manier – ook al is het maar een beeld in je hoofd – de pijn kunt voelen van de aarde, dan kun je misschien ook ervaren dat de aarde jouw verzet voelt. In je verdriet voor de zee die aan het sterven is zit ook de zorg ervoor, en zo kun je voelen dat de zee je de energie geeft om in de echte wereld actief te zijn, elke dag opnieuw. Daarover gaat het idee van ‘actieve hoop’. Voor hoop heb je niet de zekerheid nodig dat het zal lukken. Hoop kan er in de storm maar zijn als je je bewust bent van de ernst van de situatie en die ook onder ogen ziet. Hoop is geen vlucht in een krampachtig optimisme. Die ‘illusieloze’ hoop kan je zacht maken vanbinnen, kan je rust geven, kan je zo vrijer maken van de rusteloze consumptiedwang en van het panische geloof dat we niet anders kunnen dan steeds harder vooruit hollen op de weg die ons in deze moeilijke situatie gebracht heeft. Die hoop kan een binnenklimaat creëren dat ons de rustige kracht geeft om nooit cynisch te worden en authentiek te handelen in het buitenklimaat.

      Stilte in tijden van klimaatverandering, kansen voor een maatschappelijke beweging

      Krijgen onze jonge mensen de kans om echt rustig te praten over hun angst en hun verdriet? Geven we hun de ruimte waarin ze breekbaar mogen zijn en waarin we echt luisteren naar hun breekbare verontwaardiging? We kunnen als volwassenen waarschijnlijk enkel echt luisteren als we bereid zijn om zelf ook kwetsbaar te worden. Misschien hebben we jarenlang nooit erg nagedacht over iets groots als de klimaatverandering. Misschien hebben we een leven van maatschappelijk engagement achter de rug en hebben we soms het gevoel dat we een beetje moe gestreden zijn. Misschien voelen we ons eenzaam in onze persoonlijke strijd voor een rechtvaardige wereld en dreigen we te vergeten waarom we er ooit mee begonnen.

      Een maatschappelijke beweging voor stilte zou als doel kunnen hebben om die plek te zijn waar die breekbare maar ook helende ontmoeting mogelijk is. Stilte krijgt daar een betekenis als een vorm van actieve hoop. Stilte is zo meer dan enkel een stille plek, weg van alles, waar je tot rust komt. Stilte is ook niet de plek waar je naartoe vlucht (met het vliegtuig) om weg te zijn van de wereld, of zelfs te wachten en toe te kijken hoe het elders fout gaat. Stilte is niet je terugtrekken uit de samenleving en je ogen sluiten voor het reële lijden dat er nu is en dat zal komen. Stilte is niet de groeiende ongelijkheid ontkennen binnen en tussen generaties. Stilte is geen schuldig verzuim.

      We leven in een tijd waarin we voor nooit eerder gezien uitdagingen staan. Dat kan ons verlammen, maar we kunnen ook beseffen dat er nooit eerder geziene mogelijkheden zijn. Daarvoor kunnen we dankbaar zijn. We kunnen anders leren kijken. In plaats van de angst die ons platwalst, kunnen we de energie voelen als we beseffen dat we deel zijn van het alternatief. Zodra je ziet hoe panisch het ‘gangbare’ of ‘normale’ voortjaagt op de enige snelweg die er zogenaamd zou zijn, kun je ook de rustige moed vinden in een innerlijke rust en overtuiging en kun je een grote vrijheid veroveren waarover anderen geen macht kunnen krijgen.

      Stilte is in deze redenering een plek waar je naartoe kunt gaan om in de wereld te zijn, niet om eraan te ontsnappen. We weten niet of het zal lukken de volgende jaren om de immense maatschappelijke transformatie die nodig is in gang te zetten. We weten niet of we als mensheid erin zullen slagen een gevaarlijke en ontwrichtende klimaatchaos te vermijden. Het kan zijn dat het niet lukt. Een maatschappelijke beweging voor stilte kan in dit hele proces een belangrijke rol spelen door concrete plekken te creëren waar het niet zozeer gaat over alle concrete beleidsmaatregelen die nodig zijn om bv. ons economisch systeem om te vormen, een landbouwsysteem uit te werken dat zich ontwikkelt binnen de planetaire grenzen, een sociale bescherming op te bouwen die de transitie rechtvaardig kan maken, … Het gaat erom te zien dat we hele mensen zijn, verbonden met elkaar en met de rest van de natuur. Doen alsof de grote emoties die we voelen bij het besef van de omvang van de klimaatverandering dingen zijn die we moeten opsluiten zal ons niet helpen. De uitdagingen zijn groot. De risico’s maar ook de kansen zijn groot. De moed die we nodig zullen hebben om in de storm te kijken zal ook groot moeten zijn. En voor die moed hebben we stilte nodig, een plek die we kunnen voeden en koesteren met elkaar. 

      De bom valt nooit

      Laten we dus praten met elkaar over onze angst en ons verdriet. Misschien is een deel van onze angst trouwens wel de angst voor de verbeelding. Veel mensen beseffen wel dat we gemiddeld een manier van leven hebben die niet houdbaar is. We weten wel dat de klimaatimpact van het snelgroeiende vliegverkeer te groot is, maar we vinden het zo moeilijk om het alternatief te denken. We weten dat het anders moet, maar we zeggen al snel “dat je de mensen toch niet kunt veranderen”. Het voorruitperspectief van steeds meer, steeds sneller, steeds gulziger maakt ons niet noodzakelijk gelukkiger, maar we vinden het moeilijk om onszelf op een andere plek te denken dan op die snelweg. Het doet een beetje denken aan dat liedje van Herman Van Veen uit de tijd van de rakettenbetogingen, met een tekst van Willem Wilmink: “Maar zal de bom echt niet vallen? Wat moeten we dan met z’n allen? Zolang een toekomst ons ontbrak, leefden wij dood op ons gemak. ( ) Nu keert men heel ons leven om en brengt paniek in onze tent. Wij hielden zo van onze bom, we waren zo aan hem gewend.”Misschien is de angst voor het verlies soms wel even groot als de angst voor het alternatief. Om jezelf open te stellen voor de storm en wat die betekent moet je immers kwetsbaar durven zijn. In die kwetsbaarheid kunnen we ons met elkaar verbinden en kunnen we elkaar echt ontmoeten. Daar kunnen we zien wat we delen met elkaar.

      Als jonge en oude mensen van vandaag elkaar een plek kunnen geven waar ze kwetsbaar kunnen zijn en die stilte kunnen ervaren in de storm die zich klaarmaakt, kunnen ze de energie vinden om te doen wat nodig is. Dat zal voor iedereen iets anders kunnen zijn. Het besef dat je elke dag opnieuw mag beginnen en dat je houding tegenover de dingen mee bepaalt of je troost en kracht kunt vinden maakt je sterker tegenover de verleiding van het cynisme. De klimaatopa die zijn hele leven maatschappelijk actief was kan kijken door de ogen van het angstige en verontwaardigde klimaatmeisje, en omgekeerd. Beiden zullen zich zo minder eenzaam voelen, meer gedragen. De stilte die daarvoor nodig is kan ons helen. In de storm.