Hoop die de ogen niet sluit
Ik herinner me nog hoe ik was, niet eens twintig, en kwaad op de wereld, kwaad op de generaties voor mij. Omdat ze er zo’n knoeiboel van gemaakt hadden. Om die stomme kernraketten waartegen we gingen betogen. Om die stomme kernenergie, waarvan ‘ze’ het afvalprobleem zeker wel spoedig zouden ‘oplossen’. Om die schrijnende onrechtvaardige relaties tussen Noord en Zuid. Om het consumentisme (al weet ik niet of ik dat woord toen al kende). Om het gevoel van machteloosheid dat me door dat alles beknelde. Het gevoel dat ik misschien niet eens de kans zou krijgen om een volwaardig en lang leven uit te bouwen. Ik keek naar mijn grootvader, geboren in 1900, en probeerde die 65 jaar verschil tussen mij en hem in mijn hoofd toe te voegen, alsof ik daardoor mezelf wat kon wortelen in een tijd ‘voor het allemaal fout begon te gaan’.
In al die gevoelens zat natuurlijk veel jonge overmoed. En ook wel wat onbewuste arrogantie. Er zijn heel wat plekken in de wereld waar mensen in heel wat slechtere omstandigheden opgroeien, en reëel gezien heel wat minder kansen hebben op een leefbare toekomst. Maar gelukkig word je niet verondersteld dat alles al doorgrond te hebben als je 17 bent of zo. Gelukkig komen sommige vormen van wijsheid traag naar je toe, met het ouder worden. Waarin dus ook het geluk zit dat je ouder mag worden. En toch. Veel van die verontwaardiging is gebleven, al is de vorm ervan erg veranderd. Het idee dat mijn kinderen me ooit zouden vragen wat ik had gedaan om die stomme wereld een betere plek te maken, dreef me al die jaren. De kinderen kwamen er jammer genoeg niet, maar het is een eer en voorrecht om regelmatig te mogen praten en discussiëren met jonge mensen (die zo ongeveer mijn kinderen zouden kunnen zijn) over hoe zij deze wereld beleven.
De voorbije weken had ik een paar van die gesprekken. Heel indringend, heel uitdagend. Ze bleven nog dagenlang door mijn hoofd gaan. Ik hoorde iets van diezelfde kwaadheid. In een aantal opzichten is de ecologische crisis nog veel urgenter geworden dan toen ik nog heel jong was, in de jaren 80 van de vorige eeuw. Het is ook steeds moeilijker om te doen of je het niet weet, er is meer dan genoeg kennis beschikbaar over onder meer de klimaatuitdaging. We weten steeds nauwkeuriger waar de planetaire grenzen zijn. We weten behoorlijk goed hoeveel tijd we nog hebben om een klimaatchaos te vermijden. En we zijn tegelijk nog steeds getuige van de hardnekkigheid waarmee steeds nieuwe mentale vluchtwegen worden bedacht om vooral maar niet onder ogen te zien wat er staat te gebeuren. En die jonge mensen wisten al die dingen heel erg goed. Ik voelde hun machteloosheid, hun opstandigheid, en ook hun enorme wil om iets te doen, om deel te zijn van de oplossing. Het ontroerde me heel diep.
Ik moet het bekennen. Op sommige onbewaakte momenten reken ik in mijn hoofd na hoe oud ik zal zijn als het 2050 is, als ik dan nog leef natuurlijk. En dan denk ik aan die mooie jonge mensen, waar zij dan zullen staan, en welke verhalen zij dan zullen vertellen aan de kinderen die ze dan hopelijk wel zullen hebben. Er is een stuk van dat gesprek dat we te weinig voeren. Het stuk over die machteloosheid, en hoe ermee om te gaan. Zodra dat ter sprake komt, blokkeert er vaak iets. Dat heeft te maken met angst, angst voor iets als een soort zwart gat in onszelf. Om die angst onder ogen te zien, moet je als het ware op een plek gaan staan waar het pijn kan doen, waar je zou kunnen wankelen of weglopen. En om dat te vermijden hebben we allerlei systeempjes bedacht. Wat we vaak doen, is nog meer gaan doen. Alleen maar kijken naar oplossingen, maatregelen, acties, structuren, … Jezelf in een nog grotere versnelling brengen.
Sommigen komen in de verleiding om dan toch maar over te gaan tot grootschalige technocratische oplossingen als geo-engineering of het opgeven van de democratie. Toegeven aan de verleiding van de tovenaar van de ultieme maakbaarheid, alsof de geschiedenis er niet is geweest. Je kunt ook cynisch worden, jezelf wijsmaken dat niets echte waarde heeft, en zo hopen dat je niet zult geraakt worden achter dat mentale schild. Je kunt jezelf opfokken met een of andere mantra die zegt dat je optimistisch MOET zijn, omdat je optimistisch MOET zijn, omdat je nu eenmaal optimistisch MOET zijn, tegen beter weten in. Het kan een vorm van negationisme zijn… Of je kunt het opgeven.
Het zijn heel moeilijke vragen, maar ze zijn wel heel relevant. Misschien heb ik in de loop der jaren, in het kader van het voortschrijdend inzicht, toch enkele dingen geleerd. Een daarvan is dat in zoveel soms hevige discussies die grondgevoelens van angst of kwaadheid een grotere rol spelen dan we willen toegeven. En het zou goed zijn als we zouden proberen er meer ruimte voor te maken, net om te vermijden dat we onze energie verliezen of echt wanhopig worden. Het zou goed zijn als we proberen om die gevoelens ook gewoon bespreekbaar te maken en te delen, ze niet ontkennen of wegduwen, en ze ook niet overschreeuwen. Proberen te leven in waarheid is niet eenvoudig, maar het opent nieuwe deuren.
Het was een van de moeilijke lessen van het leven die ik (een beetje al) leerde, na zo vaak met mijn hoofd tegen de muur te zijn gelopen, dat het goed is om soms verdriet te hebben, net om er minder door verlamd te worden. (Al vertel ik dit alles met veel schroom, wat misschien ook veelzeggend is…) Ik leerde het ooit tijdens een vormingsweekend, het inzicht dat we (of toch velen van ons) eigenlijk gewoon verdriet hebben om die planeet die stuk lijkt te gaan. Dat verdriet benoemen we niet zo, of we duwen het weg. Maar dat gewoon toelaten, het een beetje laten stromen, zonder het vast te houden, dat hielp. In dat beetje stromen was er ook het besef dat ik als mens eigenlijk gewoon een deeltje was van dat enorm mooie netwerk van een levende planeet.
Het is allemaal iets in mijn hoofd, tussen mijn oren als je wilt, maar als ik de beelden zie van bv. die immense plastictroep in de zee, dan is het alsof ik de pijn van de zee kan voelen. Het is een vorm van verbondenheid in een voor mij goddeloos universum, maar die helpt wel. Dat beetje verdriet, dat stroomt als de zee zelf, geeft net ruimte voor veel energie. De energie om een deel te zijn van het antwoord. En dat antwoord is niet een zekerheid dat alles goed zal komen, maar wel het rustige gevoel dat wat je doet, de houding waarmee je in het leven staat, ertoe doet. Het helpt om nooit cynisch te worden.
Al die dingen zitten in een soort prewoordelijke vorm ergens in mijn lichaam, ergens tussen schroom, twijfel en vrede. Ik vond ze ondertussen ook terug in een boek dat ik aan het lezen ben. Het gaat over actieve hoop. Het is een vorm van hoop die de ogen niet sluit, maar veeleer een praktijk dan een vast doel is. Wat ik daar lees, doet me ook vaak denken aan dingen die ik las bij Ton Lemaire, met name zijn idee van een “tragisch hedonisme”.
Het is een omweg om terug bij die jonge mensen te komen. Ik denk dat het goed zou zijn dat we samen leren om wat meer ademruimte te geven aan die diepere gevoelens van angst en machteloosheid. Als we het niet doen, zouden ze misschien wel gevaarlijke uitwegen kunnen zoeken. Als we die oprechte gevoelens niet serieus nemen, laten we ook onze jonge mensen een beetje in de steek. De almaar toenemende ecologische crisis is ernstig, dat feit ontkennen heeft niet veel zin, en geeft vooral ook geen zin aan de dingen. Zoeken naar nieuwe praktijken van actieve hoop, energie en dankbaarheid vinden in het gevoel dat je zelf een deel van het alternatief bent, dat geeft zin. En daar kunnen we alleen maar allemaal beter van worden.