Stilte als diepte-ervaring

by | 15 feb 2024 | Columns

Op 11 november 2017 verscheen het tweede ‘Waerbeke Kleinood’: een essay over stilte waarin de Vlaamse filosoof Ulrich Libbrecht zijn reflecties en ervaringen met ons deelt. De aanleiding hiervoor was een ontmoeting met enkele medewerkers van Waerbeke; de realisatie ervan is uiteindelijk een geestelijk testament geworden. Het werd zijn laatste tekst, afgerond 6 weken voor zijn overlijden op 15 mei 2017.
Ulrich Libbrecht werd 89. Hij was hoogleraar sinologie en comparatieve filosofie en wist veel mensen te inspireren met een levensfilosofie waarin waardevolle inzichten uit Oost en West geïntegreerd werden. Ook stilte had hierin een belangrijke plaats. Vooral de taoïstische stilte-ervaring in de natuur en de diepte-ervaring uit de boeddhistische meditatiepraktijk toonden hem iets dat in onze eigen cultuur weinig aandacht kreeg, maar toch universeel was. Kenmerkend voor Libbrecht is dat hij deze ‘exotische’ praktijken en inzichten altijd bleef bekijken vanuit een nuchtere en kritische houding. Hij wou het rationeel kunnen duiden en begrijpen, maar bleef tegelijkertijd trouw aan het grote belang van de innerlijke ervaring. In zijn tekst over stilte voel je de condensatie van een diepzinnig leven. Het is een persoonlijke neerslag van zijn denken met de dood in het vooruitzicht. Het zette mij aan om in zijn werk op zoek te gaan naar de ideeën die hieraan voorafgegaan zijn, in het bijzonder die over stilte.

In het comparatieve werk van Ulrich Libbrecht bevindt de stilte zich hoofdzakelijk in het mystieke wereldbeeld. Mystiek is voor Libbrecht het gegrepen worden door het bestaansmysterie. De onvatbaarheid van het leven en de kosmos waarin we leven ontsnapt aan ons rationeel denken. Het is een ervaring waarvoor geen woorden zijn en in die betekenis is ze ‘stil’. Hij ziet dit innerlijk gegrepen worden door het Wonder waarin we leven als de kern waarrond religies zich gevormd hebben. De culturele context zorgt ervoor dat deze ervaring op een bepaalde manier bespreekbaar en hanteerbaar wordt. Hier ontstaan de symbolen waarvan een religie zich bedient om deze grondervaring te communiceren, op te roepen en eventueel beheersbaar te maken. Dit kan zo sterk ontwikkeld worden dat de woorden, de verhalen, de richtlijnen, de beelden en rituelen zo dominant worden dat ze de ervaring verdringen en vaak de aanleiding zijn voor religieuze conflicten. Een zentekst uit de achtste eeuw zegt dit heel treffend: “De bron is klaar en doorschijnend. Maar haar vertakkingen zijn duister en stromen overal.” Daarom stelt Libbrecht voor om terug te gaan naar de kernervaring, naar de bron, naar de stilte in en onder de vormen. Want “Er bestaat een hoger niveau, waar woorden kluisters worden en waar alleen de stilte de geëigende taal is. (Libbrecht, Met dank aan het leven, p. 158)

Libbrecht stelt voor om deze kernervaring op te zoeken in datgene wat voor iedereen en overal in de wereld beschikbaar is: de natuur. De natuur is niet alleen bos en zee, maar het ‘vanzelf-zo’. ‘Vanzelf-zo’ is de letterlijke betekenis van het Chinese woord voor natuur (自然). Het is datgene wat spontaan ontstaat en vergaat vanuit de wisselwerking met de totaliteit.

Hoe de abrikozen
heel diep het zonlicht drinken
in grote stilte.
— Otsuji

De stilte hier is geen akoestische stilte. Terwijl de abrikozen rijpen in het zonlicht, zullen misschien de blaadjes ritselen in de wind of zal er een vogel fluiten, maar het gebeurt allemaal woordeloos. De natuur ontwikkelt zich vanzelf vanuit een stille informatieoverdracht, zonder woorden, zonder theorieën – die stelt de mens nadien op –, zonder meningen. Dit vanzelf-zo is het belangrijkste wat er gebeurt: het is de manier waarop de aarde rond de zon draait, ons hart klopt, de foetus groeit in de moederschoot, de vruchten rijpen, … Stilstaan bij dit Wonder dat zich zonder ingreep van de mens vanzelf voltrekt, is de essentie van de taoïstische filosofie en spiritualiteit. Het zorgt voor een houding van niet-handelen (wu-wei 無為), van openheid, vertrouwen en tevredenheid met wat ons geschonken wordt.

Het diepteniveau van de stilte vindt Libbrecht terug in het boeddhistische wereldbeeld dat o.a. filosofisch heel helder uitgewerkt werd door de Japanse Kyoto-school. Kenmerkend voor de Japanse filosofie is het non-duale denken: niets is volledig afgescheiden of staat tegenover iets anders; ook het sacrale of het absolute is niet afgescheiden en buiten de wereld, maar valt ermee samen. Dus staat ook de stilte niet tegenover het geluid, maar is tegelijkertijd aanwezig. Een haiku van de Japanse dichter Basho roept deze ervaring op:

In volmaakte stilte
van een tempel
alleen het geluid van een krekel
dringt door tot de rotsen.

De mens creëert stilte door een tempel te bouwen waarin hij de stilte in zichzelf kan opzoeken. Toch is de zelden stille natuur er altijd in aanwezig: het leven gonst altijd verder. Zo is het ook in de meditatiepraktijk: onze open stille aandacht is de tempel waarbinnen de bewegingen van het leven zich afspelen: onze hartslag, onze ademhaling, onze gedachten en emoties. Vanuit het non-duale is er geen verzet tegen deze bewegingen. Deze totale overgave aan wat is maakt deel van de Grote Dood zoals door de Japanse filosoof Nishitani (1900-1990) beschreven. Dit gebeurt door de opheffing van de dualiteit tussen leven en dood. Uit de natuur blijkt dat er geen grens is tussen leven en dood: als we een zaadje planten, dan sterft dit af maar is tegelijkertijd het begin van de nieuwe plant. Waar is de grens tussen het zogenaamde dode zaad en de nieuwe levende plant? Energetisch is die er niet. De energie in het zaad – maar ook die van de aarde en de zon – zorgen ervoor dat het zaad transformeert in een nieuwe plant. Vormen sterven voortdurend af, maar het energetisch proces zet zich voortdurend voort, ook in de compostering. In Libbrechts werk is deze energie de stille kracht die in alles werkt en die het grote kosmische proces voortstuwt. “Het universum spreekt in stilte zijn eigen taal, want de diepere realiteit kent geen woorden. Ze is stilte.” (Libbrecht, Stilte, p. 7) Contact met deze stille kracht is contact met het absolute voor hem. Toch gebeurt dit altijd via vergankelijke vormen; pure informatieloze energie bestaat niet. Er is dus geen opsplitsing tussen de altijd aanwezige energie (die we kunnen zien als een stille stuwende aanwezigheid) en de vergankelijke en voortdurend bewegende vormen (lichamelijke en zintuiglijke prikkels, gedachten, …). Voor Nishitani (Religion and Nothingness) is de Grote Dood een ommekeer in het bewustzijn waarbij het ik dat altijd in het middelpunt stond, naar de achtergrond verdwijnt. Alles wordt gezien vanuit ‘het veld van de leegte’, vanuit de ‘pure ervaring’. Het voortdurend gevecht tegen het leven zoals het is, verdwijnt. Nishitani betrekt dit ook op het moderne leven. Het gaat er niet om dit moderne leven te ontvluchten, maar er vanuit het innerlijke stille open veld mee om te gaan.

Het belangrijkste hierbij is het opschorten van het denken. “Wat ik moet uitschakelen om de echte stilte te horen is het denken, want dit laatste reduceert de grond van de ervaring tot een verwoorde logica die de werkelijkheid verdringt en deze omzet in een beeld van de werkelijkheid.” (Libbrecht, Stilte, p. 12) Het gaat erom vanuit een innerlijk stil en open gewaarzijn, de dingen te zien zoals ze zijn. Dit werd door de Japanse filosoof Nishida (1870-1945) zeer helder beschreven in zijn An Inquiry into the Good. Vanuit zijn ervaring met zenmeditatie beschrijft hij deze vorm van bewustzijn als de ‘pure experience’. Het verwijst naar een ‘zuivere ervaring’ waarin subject en object nog niet gescheiden zijn; een staat waarin taal en woorden zich nog niet hebben losgemaakt uit de stilte. Het ‘zuivere’ verwijst naar een waarneming die (nog) niet door het denken is gecontamineerd. Het is het moment van de ervaring vooraleer we het benoemen, goed- of afkeuren, onderzoeken, enz. Het wordt ervaren als een staat van eenheid die voorafgaat aan, en aan de basis ligt van alle opposities die door het denken gecreëerd worden. Vanuit deze ervaring ontstaat het besef dat in de wereld de verschillen hun dominerende rol spelen, maar dat die in het licht van hun oorspronkelijke grond relatief zijn. Het gaat er dan ook om dit open gewaarzijn te ontwikkelen en van hieruit vrede, redelijkheid en onbaatzuchtigheid te laten ontstaan. De ‘pure experience’ is voor Nishida een onmiddellijke directe ervaring die zeer alledaags is, maar waar we (te) weinig aandacht aan schenken.

Libbrecht gebruikt een metafoor om dit non-duale uit te leggen. De werkelijkheid is als een oceaan waarvan wij slechts de golven waarnemen. Die verschijnen in de tijd en verdwijnen weer in de diepte van de oceaan. Het is het begin- en eindpunt van de wereld van de golven, onkenbaar maar wel fundamenteel. Dit absolute is niet afgescheiden maar in elke golf aanwezig. Er zijn geen golven los van de oceaan; er is geen oceaan zonder golven. Als we in de golf die we zijn afdalen, komen we in een diepte waar geen golven meer zijn. Daar is stilte, ruimte, eenheid. Daar ervaren we dat we geen afgescheiden individuen zijn, maar deel uitmaken van een grote kosmische energetische flux. Deze ervaring brengt een veranderd realiteitsbewustzijn voort: het bewustzijn dat alles in wezen een is. Zo interpreteert Libbrecht de boeddhistische verlichting. Moeten we ons hiervoor uit de realiteit terugtrekken? Neen, de diepte van de oceaan is overal aanwezig.

Het water in de groene beek is helder,
de maan boven de Koude Berg straalt wit.
’k Weet zwijgend dat de geest zichzelf verlicht.
Ik schouw de Leegte. Rondom wordt het stil.
— Hanshan, Gedichten van de Koude Berg (vertaling Idema)

Op het einde van zijn leven schrijft Rilke: “Tenslotte gaat het er niet om dat men zichzelf overwint, maar dat men stil vanuit zo’n midden liefheeft, dat men ook nog rondom de nood en de woede, het zachte, liefdevolle voelt, dat ons tot het laatst omgeeft.” (Aus dem Nachlass, Widmungen) Rilke heeft het hier over het open midden tussen de dualiteiten. “Tussen het Ja en het Neen, tussen het Voor en het Tegen, vindt men aldus uitgestrekte ondergrondse ruimten waar de meest bedreigde mens in vrede zou kunnen leven.” (Marguerite Yourcenar, Het hermetisch zwart, p. 102) Is dit midden leeg? Neen, volgens Rilke is het vervuld van liefde, van het zachte, liefdevolle dat ons tot het laatst omgeeft. Deze vorm van liefde is ervaarbaar als men leeft vanuit het midden, zonder voor of tegen, zonder willen hebben of niet willen hebben: de meditatieve houding van innerlijke stilte: van niet grijpen, niet begrijpen, niet ingrijpen. Is dit altijd mogelijk? Wellicht niet. Maar het is de stilte in de diepte van de oceaan onder het onrustige geklots van de golven. De stilte diep in onszelf waarin we kunnen geworteld zijn, die altijd als een onderstroom onder de heftigheid van de golven aanwezig kan zijn en waar we altijd naartoe kunnen. Vanuit die innerlijke stilte gebeurt er een transformatie, door Libbrecht als volgt verwoord: “Innerlijk wordt men dan ook zachtmoedig, verdraagzaam, ontroerbaar, mededogend. Men laat het grote woord aan de anderen over, men spreekt de theoretici niet tegen, men beoefent de enige mystieke taal: die van de stilte. Men leeft in het besef dat al dat gepraat weinig bijdraagt tot de ervaring van het Mysterie. Maar overal waar men komt, voegt men aan de samenleving een surplus d’amour toe.” (Ulrich Libbrecht, Is God dood? Zoektocht naar de kern van de spiritualiteit, p. 69-70)

Het is dit surplus d’amour dat nawerkt in de stilte, als de vormen verdwijnen of van geen tel meer zijn. Het is de stille medemenselijkheid, de stille ontroering als het hart zich opent, de stille dankbaarheid voor het Wonder waar we deel van uitmaken.