Stilte - loomheid en boete, maar vooral: oerbron
‘Wees stil! Nee, Koosje wees stil zeg ik!’ De woorden van de vader snijden als een bot broodmes door de coupé. Koosje is heel even heel stil en begint dan weer te dreinen. ‘Koos-Jan, voor de laatste keer: wees stil anders gaan we niet naar oma toe.’ Vaders machteloosheid is een nat laken dat op de vloer zakt van een treinwagon die over drie minuten station Veenendaal-De Klomp zal bereiken. Misschien woont oma daar wel, wie weet. En wie weet zullen ze dan rechtsomkeert maken, omdat kleine Koos-Jan niet stil geweest is.
Vergis ik me of zijn dit de eerste associaties die kinderen met stilte opdoen? En meteen dringt het tot me door: ik moet me vergissen. Want het roepen om stilte van een vader of moeder, het ouderlijk vermaan om stil te zijn, heeft eigenlijk niets te maken met de echte, wonderbaarlijke stilte, die kinderen al veel eerder hebben ervaren. In de wieg, in bad, lodderig hangend in een draagband op een zomeravond in het bos. Goddank zijn die ervaringen, hoop ik, niet op voorhand verpest.